Route Ecuador

Reisverslag: Ecuador en de Galapagos Eilanden

Quito , Lago Agrio, Cuyabeno jungle reservaat, Peguche, Maquipucuna, Lasso, Dec Baños, Urbina, Ingapirca, Cuenca, Guayaquil,  Galápagos eilanden, Quito

 

Ecuador

Op Schiphol aangekomen bleek de vertrekhal uitgestorven te zijn, aangezien zo ongeveer de laatste van de dag bleek te zijn. Bagage afgeven en door de paspoortcontrole ging wel erg snel zo. Bij de gate was het aanzienlijk drukker, aangezien de DC-10 van KLM geheel was volgeboekt. Na negen uur vliegen een tussenstop op Bonaire, waar je ven uit het vliegtuig kon en een half uur later weer moest instappen. Een paar uur later in Guayaquil (Ecuador) weer een korte tussenlanding, althans dat was de bedoeling. Het ging wat langer duren aangezien er twee passagiers vermist werden, die na ruim een half uur later toch al in het vliegtuig bleken te zitten. Toen we eindelijk konden vertrekken, bleek dat het vliegveld in Quito gesloten was wegens weersomstandigheden. Met drie uur vertraging (bovenop de 14 uur reguliere reistijd…), toch nog aangekomen in Quito. Groots ontvangstcomité, al bleek dat niet voor ons. Snel naar ons hotel dachten we, maar ook dat ging niet zo makkelijk. We kwamen van de ene file in de andere (verkeersregels zijn hier alleen voor de sier en tot voor kort kon je je rijbewijs zo kopen zonder lessen te volgen) en toen we eenmaal in het centrum aankwamen bleken ze net die dag een autoloze zondag te hebben. Na wat hekken opzij te hebben geschoven, konden we toch nog voor de deur van ons hotel worden afgezet. Goed hotel aan de Plaza Santa Domingo. Het centrum van Quito heeft nog veel koloniale gebouwen en kerken uit de 16e eeuw. Leuk om doorheen te wandelen. In de kerk tegenover het hotel werd nog een groot concert gegeven met lokale muziek en met een blijkbaar lokaal heel bekende zangeres.

Volgende ochtend met wat minder file weer naar het vliegveld. Daar aangekomen bleek het vliegveld weer gesloten te zijn. Toen het weer openging, bleek dat er geen enkel vliegtuig op het vliegveld te zijn. Die moesten nog van andere vliegvelden invliegen. Die van ons moest dan eerst nog naar een andere bestemming op en neer voordat wij aan de beurt waren. 10:00 vertrek werd nu 11:30. Uiteindelijk zaten we om 13:00 in het vliegtuig en dat voor een vluchtje van 35 minuten (9 uur per bus). Zowaar catering onderweg. Was wel even dooreten. Aangekomen in Lago Agrio werden we opgewacht door een legertje zwaar bewapende militairen. Dat had waarschijnlijk niet zozeer met ons te maken, maar meer omdat we vlakbij de grens met Colombia zaten. De aankomsthal was een barak en de bagageband bestond uit een soort toonbank naar buiten waar de bagage op gekwakt werd. Per Rayohera (half open truck) eerst een uur over een geasfalteerde weg en daarna nog twee uur stuiterend over een onverharde weg. Aangekomen bij de rivier overgestapt in een gemotoriseerde kano, die ons in 2,5 uur nog verder de jungle in bracht over o.a. de Tarapuy en Cuyabeno rivier. Op zich al avontuurlijk, maar nu wel heel avontuurlijk aangezien het door de drie uur vertraging met het vliegtuig nu na 1,5 uur al donker werd. Wel heel aparte ervaring zo in het donker met alleen wat maanlicht door de jungle varen. De gids voor op de boot had een zaklampje waarmee hij door de vele bochten, langs laaghangende takken en boomstronken navigeerde voor de 15 jarige roerganger. Het avontuurlijke werd nog wat verhoogd door de oplichtende ogen van Kaaimannen langs de route, het af en toe wegduiken voor takken en met name toen we echt maar net niet omsloegen toen we over een boomstam voeren. Er moest daarna nog flink worden gehoosd, maar voor de rest hielden we het droog.

Ons kamp lag aan de rivier en bestand uit een een aantal open gebouwtjes verbonden door houten steigers, alles op palen i.v.m. de dieren die op de bodem en tussen de planten leven. Onze slaapplaatsen bestond uit matrassen met daar omheen muskietennetten. Wel zo verfrissend en bovendien kon je zo maximaal van de sterrenhemel en natuur genieten, die na zonsondergang luidruchtig aanwezig was. Als je dan toch nog wat wil slapen, zijn oordopjes wel zo handig. Die voorkomen echter niet dat je om 05:45 gewekt wordt als het licht wordt. Aangezien er in het kamp geen elektriciteit was, ging je toch niet heel laat naar bed. De ochtend douche bestond uit een verfrissende duik in de rivier. Het was wel even oppassen bij de steiger, aangezien mijn voet er doorheen zakte en even later bij anderen de complete reling drie meter naar beneden stortte. Per kano (nu bij daglicht) een paar uur over de rivier gevaren, waarbij je vogels en zelf apen en vleermuizen kon spotten. Heel relaxed tochtje. Wel goed insmeren tegen de muggen en de brandende zon. Ook gewandeld door de jungle onder leiding van een (vermoedelijk) 60 jarige dametje van de lokale stam, die ook gelijk de belangrijkste persoon van haar dorp bleek te zijn. Ze sloeg er ook vrolijk op los met maar grote hakmes, zodat enige afstand bewaren wel aan te bevelen was. Erg leuke tochtjes met veel uitleg over planten, bomen en dieren. Veel planten en bomen hebben een medicinale werking (bevatten bijv. kinine of hebben tegengif in zich. Ook kon er geproefd worden. Zo was er o.a. een plant die iets met een slagroomsmaak afscheidde, waren er mieren die smaakten naar citroenen werd een soort vrucht opengehakt waar een rups in zat die naar kokos smaakte. Ook was er een plant die als tandpasta dienst deed (je kreeg er wel een blauwe tong van). Over de bomen die achter ons omvielen zal ik het maar verder niet hebben.

De kaplaarsen die we aan moesten waren geen overdreven luxe als je bedenkt wat er allemaal op de grond loopt, zoals bijv. reuzenmieren die levensgevaarlijk zijn. Dit in tegenstelling tot de ijverige Parasolmieren die in een lange colonne blaadjes vervoeren voor hun nesten (bijzonder schouwspel). Ook moest er een stukje door een moeras worden gewaad, waarbij je kaplaarzen net hoog genoeg waren om te voorkomen dat de blubber nog net niet er in stroomde. Wat trouwens niet inhield dat je kleren schoon bleven. Een keertje geluncht in een naburig dorpje onder een afdakje (aangezien de zon behoorlijk brandde). Daarna werden we bijeengedreven in een soort gemeenschapshuis/-hut, waar we ons nog meer konden opwarmen bij een hoog vuur. In de buurt werd nog even een boompje voor ons gekapt en werd van de wortels (casave) na een uitgebreid procedé een soort meel werd gemaakt waarmee brood werd gebakken. Was best wel te eten. In het gebied ligt ook een groot meer (Lago Grande), waar vandaan je een mooi uitzicht hebt op de zonsondergang en de evenaar (als je die zou kunnen zien…). Ook daar aan dieren geen gebrek. Twee zeldzame roze rivierdolfijnen gezien en met stukjes vlees aan de haak zitten vissen naar pirania´s. Dat laatste was erg leuk. Je moest je provisorische hengel steeds heel snel binnenhalen, wat in een paar seconde hadden ze het vlees er al afgeknabbeld. Toch wel een paar gevangen. In een holle boomstam nog een Anaconda (grootste wurgslang ter wereld) zien liggen van 5 a 6 meter lang en minstens 10 cm doorsnee, die je semi-ongeinteresseerd lag aan te staren. Wat minder groot was de Boomboa (ook een slang) die in een boom hing. Onder ons kamp bleken ook nog twee slangen gesignaleerd te zijn. In het donker gezocht naar kaaimannen: hun ogen lichten op als je met een zaklamp in hun richting schijnt. Het gebied is ook de plek voor liefhebbers van spinnen. Op de trap van de steiger zat een grote waterspin en bovenop het muskietennet (waaronder geslapen werd) zat een nog wat groter en agressiever exemplaar van 15 cm doorsnee. Vriendelijker waren de vele vlinders, waarvan sommige knalblauw.

De reis terug naar de bewoonde wereld was nog aparter dan de heenreis. Om op tijd op het vliegveld te zijn, moesten we al om 04:00 op pad. Dit keer volledig in het duister, omdat de maan niet zichtbaar was. Ging op zich wel goed, maar bij elke bocht stroomde er water de kano binnen. De reisgenoten achterin zaten praktisch in het water, zelf stond ik tot de enkels erin. Ook de bagage bleef niet geheel droog. Na 2,5 uur varen na een ontbijtje weer overgestapt in de open truck richting vliegveld. Aan het einde van de rit geen zitvlees meer over. Op het vliegveld bleek ons vliegtuig – zoals verwacht – vertraagd te zijn. De vertraging viel uiteindelijk mee. Eenmaal in het vliegtuig op zoek gegaan naar stoel 20A, maar het vliegtuig bleek maar 18 rijen te hebben. Na enig zoekwerk toch nog ergens anders een plaatsje gevonden. De landing in Quito is heel apart. Het vliegveld ligt midden in de stad en heeft een vrij korte landingsbaan. Het lijkt dan ook alsof je midden in een wijk landt, aangezien er woningen langs de landingsbaan staan (hoezo geluidsnormen?). Vanuit Quito direct doorgegaan naar Lasso (op 2800m), waar we in een oude Hacienda (groot landhuis) overnachten in het Andes-gebergte. Van daaruit door na Banos, het Valkenburg van Ecuador. Het ligt op een mooie plaats in de Andes in een bergkom. Alles is hier op toeristen ingesteld. Via nogal steil oplopende wandelpaden naar een van de uitzichtpunten rond het dorpje gelopen. ´s Avonds de Ecuadoriaanse Delicatesse gegeten: Cavia. Je krijgt dan de complete cavia op je bord, compleet met kop en staart. Voor wie na het aanschouwen van de maaltijd nog trek had, was het wel even doorbijten (letterlijk). De huid is nogal taai, zodat je alleen al kluivend het huisdier naar binnen kan werken.

´s Morgens vertrokken naar de Chimborazo vulkaan, de hoogste berg in Ecuador (6310m). Met de bus naar het hoogste punt gebracht, waarna we zelf verder moesten klimmen naar een berghut op 5000m hoogte. Op die hoogte heb je grote kans op hoogteziekte. Belangrijkste voorzorgmaatregelen is water drinken. Heel veel water wel te verstaan (3 a 4 liter). Op hoogte houd je vocht niet goed binnen, dus onderweg erg veel plasstops. Zelf gelukkig geen last van hoogteziekte gehad, maar een paar reisgenoten wel. Een klim op die hoogte is ineens nogal een inspanning door de ijle lucht. Je zit soms letterlijk naar lucht te happen. De klim ging toch makkelijker dan verwacht. Zoals overal in dit Andes-gebied, was het weer zeer veranderlijk. Op weg er na toe reden we eerst in de regen, daarna in de sneeuw en weer later in dichte mist (de wolken dus). Toen we boven afgezet werden was het droog (wel vrij koud). De klim naar boven was het alleen bewolkt, maar terug naar beneden was het zicht ineens minder dan 50m. Weer terug op de parkeerplaats trok de hemel even open en was de top van de vulkaan te zien in de zon. Terug naar de bewoonde wereld deels boven en in de wolken gereden. Aangekomen in de stad Riobamba was het vrij zonnig en ruim 20 graden. Vrij snel kwamen we daar vast te zitten in het verkeer doordat er verschillende (muzikale) optochten door de stad gingen. Uiteraard geen straf om daar naar te moeten kijken.

In Riobamba moesten nog wat treinkaartjes gekocht worden voor de volgende dag. Aangezien die nogal schaars waren, hadden we een alternatief verkoopkanaal ingeschakeld. Op de afgesproken plek stond een mannetje van de spoorwegen op ons te wachten, die zijn broekspijpen omhoog trok en uit een van zijn sokken onze treinkaartjes tevoorschijn haalden. Vast heel legaal allemaal. Overnacht in een oud stationsgebouwtje. Heel knus, maar wel vrij koud ´s nachts. Buiten kon je de as van de naburige vulkaan ruiken en in je gezicht voelen. Weer erg vroeg op pad (05:30) om op zijn voor de trein en de beste plaatsen in te nemen. Tot ons genoegen vertrok de trein netjes op tijd (wat altijd maar weer afwachten is) iets na 07:00 en drie minuten later kwam de trein abrupt tot stilstand, omdat de trein ontspoord was. Iets wat blijkbaar vaker gebeurd en geen verrassing is als je de staat van het materieel en de sporen ziet. Gelukkig duurde het niet al te lang voordat de trein weer op de rails was getild en konden we verder. Aangezien het een toeristentrein is, werden we gelijk getrakteerd op het zoveelste panfluitconcert. Gelukkig vertrok ie na drie nummers naar de volgende wagon. Ook bleek men aan een lokale vorm van rail-catering te doen.

Onderweg werd er flink met snoep gegooid naar de kinderen langs de spoorbaan. Verrassend genoeg werd dat grotendeels gedaan door het treinpersoneel. Had een beetje weg van het voederen van Dinosaurussen voor het publiek in Jurassic Park. Ondanks eerdere berichten, was het wel mogelijk om op het dak van de trein te zitten. Na een eerder ongeval had men er nu stoeltjes op geplaatst. Opstaan in met name de bebouwde kom was niet aan te bevelen, aangezien je dan laaghangende kabels of takken kon raken. In het plaatsje Alausi moesten we praktisch onder de stoelen duiken om de “wat” te laag opgehangen straatversieringen te kunnen ontwijken. Onderweg krijg zie je heel wat lokale tafereeltjes langskomen. Apart is ook wel dat je soms met de trein door de hoofdstraat van een dorpje rijdt. Hoogtepunt van de zes uur durende treinreis was Narin del Diablo (de Duivelsneus). Een hele mooie omgeving waarin de trein langs een steile helling voor en achterwaarts rijdend naar beneden afdaalde. Overnacht in Tagua tussen de bergen. In het dorpje was het blijkbaar feest, want de hele avond was er muziek te horen en stak men vuurwerk (zware knallen) af. Zelf wat gehangen in een van de hangmatten. Dit keer konden we uitslapen, want we hoefden pas om 09:00 de bus te hebben. Via mooie omgeving doorgereisd naar Ingapirca, de grootste Inca-ruïne in Ecuador. De weg leek wel een bedelroute, aangezien je overal langs de wegen kinderen zag die hun hand ophielden en soms ook de weg versperden. Blijkbaar is het gebruik op 24 december dat je kinderen een zakje snoep geeft (zoals bij ons met St Maarten) en veel automobilisten bleken daar aan mee te doen.

Aangekomen in Cuenca waan je je ineens in een hele andere wereld. Het is een moderne stad die in schril contrast staat tot de rest van Ecuador. In het stadsbeeld zie je enerzijds de rijkere stadsmensen in dure auto´s en moderne kleren en anderzijds ook nog veel arme traditioneel geklede indianen van het platteland. Als je dacht alles al gezien te hebben op Kerstavond, dan moet je zeker naar Ecuador komen. Het hoogtepunt is op 24 december wanneer de bevolking alles uit de kast trekt voor de grote optocht. Mensen versieren hun auto dan zo kitsch mogelijk met kleden e.d. en pareren dan met name met hun kinderen, die verkleed als o.a. Maria, Christus, De Drie Wijzen uit het Oosten, de Kerstman of in Traditionele Kledij op de auto´s in een bonte stoet door straten toerde. Ook kwamen er complete kerststallen voorbij en was er muziek. Heel erg leuk om mee te maken. Weer eens wat anders dan een Sinterklaas optocht. Enige consternatie was er wel toen de auto van de Kerstman in botsing kwam met die van de Drie Wijzen. Leek wel symbolisch. ´s Avonds lekker Kerstdiner gehad, compleet met met live muziek. Op Kerstmis zelf was de stad uitgestorven en zijn me naar het El Cajas National Park geweest, wat op zo´n 4100m hoogte ligt. Weer een totaal ander landschap dan waar we tot nu toe in Ecuador zijn geweest. Mooie ruige natuur om doorheen te wandelen. Zowel op de heen- als terugweg regen, maar tijdens het wandelen gelukkig droog. Wel wat koude wind.

Door naar Guayaquil, wat op zeeniveau ligt. Daarvoor moesten we de Andes over (4200m) waarna de afdeling begon. Je zit eerst boven de wolken en naarmate je verder afdaalde, zag je een groot wolkendeken onder je. Dat is de bewolking die uit de Stille Oceaan komt en tegen de Andes botst en daar blijft hangen, Heel mooi gezicht als je er bovenop kijkt, Na een tijdje rijdt je dan in de wolken, met soms zicht van minder dan 50m. Als je dan de wolken en de Andes achter je laat, kom je in een heel ander landschap en klimaat terecht. Je ziet langs de route met name rijstvelden, bananen-, suikerriet- en cacao-plantages en qua bevolking waan je je eerder ergens in de Carribean. Guayaquil is een grote moderne metropool, weer heel anders dan de andere plaatsen waar we geweest zijn. Mooi uitzicht heb je vanaf de vuurtoren van de heuvel van Penas. Was wel even afzien om de zo’n 450 traptreden in de brandende zon (35 graden) te beklimmen. Ook kun je slenteren op de boulevard langs de rivier of een stadparkje bezoeken, waarin Leguanen gewoon los rondlopen tussen het publiek of liggen te zonnen in het gras/ in een boom. Voor die laatste moest je wel oppassen. Dat was wel nodig ook, want op een paar meter afstand kwam een grote leguaan (1 meter lang) uit een boom vallen en kwam met een flinke klap 3,5 meter lager op de grond neer. Het is wel een hele drukke en vooral lawaaierige stad. Dat laatste werd nog eens versterkt door de luidruchtige demonstraties die plaatsvonden tegen corruptie en nog iets. Zoals overal in Ecuador, kon je daar ook goedkoop eten. Als je een erg lokaal tentje opzoekt, heb je voor minder dan 1,5 dollar een complete maaltijd. Ga je wat luxer uit eten dan komt de totale rekening zelden boven de 10 us dollar uit. In het straatbeeld van de stad zie je ook veel mensen die duidelijk minder breed hebben. Zo lijkt een populair baantje de verkoop van Coca Cola. Mensen lopen met een grote fles Coca Cola en plastic bekertjes rond in de stad op zoek naar klanten. Ze hebben wel wat klandizie, maar veel geld zullen ze er niet mee verdienen. Ook zie je veel jonge kinderen die prulletjes op straat verkopen. Een veilige stad is het waarschijnlijk niet. Overal zie je gewapende politie-agenten en bewakingspersoneel. In Penas stonden ze zo ongeveer elke 50m.

Galapagos Eilanden

Per taxi naar het vliegveld. De taxi was niet echt nieuw (je kon nog net niet door de bodem kijken). Onderweg veel “ging net goed” momenten. Op tijd op het vliegveld, maar dit keer bleek ons vliegtuig al vol te zitten, ook al waren we een van de eersten die incheckten. Het volgende vliegtuig ging gelukkig al een uurtje later. Dat hield echter niet in dat ie ook op tijd vertrok. Het werd 1,5 uur later en bleek een vliegtuig te zijn dat ergens anders vandaan gehaald was en dus klopte de stoelnummers weer niet. Voor vertrek nog wel even de hapjes en drankjes van de VIP-lounge geplunderd. 1,5 Later landden we dan eindelijk op Baltra, een van de Galapagos Eilanden (1000 km ten westen van Ecuador). Daar moest gelijk 100 dollar entree worden betaald. Per bus naar de marina. Er was daar een wachthokje met banken om op te zitten, maar helaas waren die al bezet door vier zonnende en stinkende Zeeleeuwen (de autochtone bevolking van de eilanden). We hadden een redelijk comfortabele boot met tweepersoons hutten met eigen douche en toilet (die het meestal deed). We zaten met 17 passagiers op het schip en ergens op de boot had men ook nog maar liefst 9 bemanningsleden gestald. ‘s middag nog wat gesnorkeld in helder water bij een eiland (erg leuk) en op het eiland naast de gebruikelijk zeeleeuwen, o.a. nog wat Pelikanen, grote Fregatvogels en Jan van Gents gezien. Na het eten kregen we ook nog bezoek van twee witte haaien, die rond het schip zwommen. Ze schijnen niet gevaarlijk te zijn, waar als je ze bij het snorkelen tegenkomt (wat later ook het geval was), dan is het de eerste keer wel even schrikken.

De aanlegplaats van Plaza Sur werd weer versperd door een groep zeeleeuwen. Heel apart landschap vol met in bloei staande cactussen. Op sommige plekken struikel je bijna over de leguanen. Ook veel vogels die gebruik maken van de Thermiek langs de kliffen van het eiland. Even verderop op het eiland Santa Fe waren nog grotere cactussen en lagen een paar reuzenschildpadden in het het water. Het eiland Espanola spande de kroon qua dieren. Daar moest je soms letterlijk over de dieren heenstappen, te beginnen met (zoals gebruikelijk) de zeeleeuwen die de aanlegplaats bezetten en vervolgens de leguanen die daar in grote getalen liggen te zonnen. Heel apart waren de Jan van Gents (Boobies) met lichtblauwe voeten en hun paringsrituelen. Iets wat je niet alleen moet zien, maar zeker ook moet horen. Heel veel vogels op het eiland. Bij het naburige Devils Crown (een rots in het water) nog uitgebreid gesnorkeld. Achter ons voer een bootje om ons op te pikken indien nodig. Nodig was het zeker, want afgezien van het koude water kwam je ook in een sterke stroming terecht waar je niet tegenop kon zwemmen. Wel veel (mooie) vissen in het water. De eilanden mag je alleen bezoeken onder leiding van een erkende gids. De onze sprak echter geen Engels en had een hulpje bij zich die de boel dan (deels) van het Spaans naar het Engels vertaalde. De gids zelf vertelde niet zoveel en wat hij vertelde was doorgaans niet erg interessant, zodat hij steeds grote moeite had de groep bij elkaar te houden.

Na in de ochtend een bezoekje te hebben gebracht aan de Post Office Bay, doorgevaren naar Puerto Ayora, waar zo´n 3000 mensen wonen. Er was net een wielerwedstrijd bezig (Tour de Puerto Ayora?). Na het eten het feestgedruis van Oudejaarsavond ingedoken. Wel veel mensen op de been, maar op de opgebouwde podia leek weinig te gebeuren. De prijzen van de drankjes bleken ondertussen wel al in prijs te zijn verdubbeld. Rond 22:00 kwam het geheel enigszins te leven met iets dat leek op een niet ingestudeerde dansuitoefening. Om 23:00 was de klapper van de avond op het hoofdpodium: een travestieten-talentenshow. Dit tot groot vermaak van de zo´n 1000 toegestroomde toeschouwers, waarbij heel veel gezinnen met kleine kinderen. De sportverslaggevers die de boel aan elkaar praten deden er alles aan om geen enkele pauze te laten vallen en het maximum volume van de (vele grote) boxen te testen. Een aantal mensen was blijkbaar voorbereid en had watjes in de oren. Ineens werd er afgeteld en was het middernacht en werden we getrakteerd op een mooie vuurwerkshow. Na middernacht bleek het feest pas echt los te barsten met spetterende, swingende en vooral erg luide optredens die tot diep in de nacht doorgingen. Een traditie is blijkbaar dat je dan ook een van papier mache gemaakte pop verbrandt met al je zonden en negatieve ervaringen van het afgelopen jaar er in, wat geluk brengt voor het nieuwe jaar. Rond 02:30 per watertaxi terug naar de boot gegaan. De bemanning bleek de sloep waar we de eilandjes mee bezochten ook te gebruiken om de boot te schilderen, wat niet bevordelijk was voor de kleding van een aantal medepassagiers.

Op het eiland was ook het Darwin Research Center, waar je o.a. een breeding center van reuzenschildpadden hebt. De term reuzenschildpadden is niet overdreven: sommige exemplaren waren 1,5 meter lang. Bijzondere bewoner is Lonely George, een ernorme – meer dan 100 jaar oude – schilpad die de laatste van zijn soort is. Op een prive ranch op hetzelfde eiland nog veel meer reuzenschildpadden gezien, die je tot heel dichtbij kon benaderen. Laatste bezoek daar was aan twee enorme kraters die ontstaan zijn door het instorten van de bodem en een tochtje lopend (en deels kruipend) door een lavatunnel. Rabida eiland was weer heel anders, zoals de meeste bezochte eilanden nogal van elkaar verschillen. De vegitatie was grotendeels verdord doordat het er al jaren niet geregeld heeft. De hoger gelegen gebieden waren weer groen door de laaghangende bewolking. De vertaler van de gids was spoorloos verdwenen, zodat we zelf mochten lezen in het tweetalige boekje waar de gids normaal gesproken uit bleek te citeren. Het was een uitstekende plaats weer om te snorkelen. Veel grote scholen vissen en zeesterren. Je kwam ogen tekort. Daar vlakbij ligt het eiland Sombrero Chino dat grotendeels uit broos lavagesteente bestond. Ook weer gesnorkeld en veel vissen gezien. Ook nog twee witte haaien bewonderd en een rog van 2 meter lang. Het was even oppassen met de sterke stroming. Bartolome was ook weer een lava eiland, met een bijzondere grote scheefhangende rots. Na heel veel treden naar boven (het was vrij benauwd) moi uitzicht vanaf de top. Vlak langs het strand had je reuzenschildpadden en witte haaien die heel dichtbij kwamen. Ik stond tot m´n knieen in het water toen een haai vlak langs mij zwom en met zijn staart mijn benen schuurde. Was net schuurpapier. Heel apart. Bij Sullivan Bay ook een paar dolfijnen gezien. Tijdens het snorkelen nog gespeeld met twee zeeleeuwen in het hele heldere water. Erg leuk. Tijdens het varen in de verte nog en vin van een Orka gespot.

Ecuador

De laatste dag op de Galapagos-eilanden om 06:00 nog even een eilandje bezocht (Seymour Bay) dat o.a. de broedplaats is van de fregat-vogels. Om 09:05 stonden we dan op het vliegveld van Baltra om in te checken voor onze vlucht van 12:00, waar – zoals gebruikelijk – weer iets mee was, zodat we werden overgeboekt op een extra vlucht na Quito (die bij navraag later pas om 13:30 zou vertrekken). Zowaar vertrok dat (vrijwel leeg) vliegtuig wel op tijd en deze kwam verrassend genoeg maar een kwartier later aan dan onze oorspronkelijke vlucht. Vanuit Quito gelijk doorgereisd naar Pechuge, waar we in een oud treinstation overnachtten op 2500 meter hoogte (waar het dan wel gelijk een stuk kouder was). Van daaruit eerst de lokale veemarkt en later de zaterdagmarkt van Otovalo bezocht. Deze markt is een van de grootste markten in Zuid-Amerika. Het beslaat zo ongeveer het hele centrum. Heel kleurrijk en leuk om mensen te observeren. Veel toeristen op de Plaza del Poncho (handicrafts), maar even daar buiten zie je ze nauwelijks. Als westerner heb je vrij uitzicht. De meeste ecuadorianen zijn vrij klein, zodat zelfs ik (ik ben maar 1,78m) over de mensen heen kan kijken. Heel aandoenlijk zijn de oude vrouwtjes die over de markt stompelen met een plastic bakje in hun hand. Je ziet regelmatig dat kooplui iets te eten in dat bakje doen.

Een stuk verderop ligt het tropisch nevelwoud. Dit is oerwoud dat op hoogte ligt (in de wolken), waardoor het er altijd vochtig is. Dat was te merken ook want afgezien dat het bij aankomst stortregende, is de luchtvochtigheid ook heel hoog. Je zweet je wezenloos en erg lastig: alles wat nat en vochtig is droogde niet. We zaten in een mooie jungle logde van een stichting die het gebied beheerd. Tijdens een wat drogere periode onder leiding van een niet veel sprekende gids een trekking door het oerwoud gedaan. Erg mooi. Echt zoals je je een oerwoud voorstelt. Afgezien van veel kolibries, lieten de dieren het wat afweten, maar na de Galapagos eilanden hadden we ons portie toch al gehad. De laarzen kwamen goed van pas, aangezien de grond vrij drassig en glibberig was. Tijdens de klimmetjes en afdalingen was het soms lastig om overeind te blijven. Sommige paden werden blijkbaar niet vaak gebruikt, aangezien de gids geregeld met zijn hakmes de weg moest vrijmaken. Aangezien het een tijdje onophoudelijk flink had geregend, maar wat vroeger dan gepland weer vertrokken naar Quito.

Vanuit Quito stond alleen nog de Cotopaxi op het programma, de grootste actieve vulkaan in de wereld. Op weg er naartoe leek het even op te klaren, maar eenmaal daar aangekomen was de vulkaan aan het zicht onttrokken. We werden afgezet op 4500m. Wat inhield dat je in de 3,5 uur daarvoor nog even 3 a 4 liter water naar binnen moest werken ter voorkoming van uitdroging en hoogteziekte. Vanaf 4500m nog een stuk omhoog gelopen naar een hut op 4800m. Door de hoogte en het lavazand een flinke inspanning. Op de heenweg was het nog droog, maar tijdens de afdaling kregen we eerst sneeuw- en hagelbuien over ons heen (tja, het kan ook erg koud zijn op de evenaar..) en verder naar beneden nog flinke regenbuien. Net als bij Chimborazo, was het ook hier mogelijk om onder begeleiding met een mountain bike een stuk naar beneden te fietsen. Beneden aangekomen was iedereen behoorlijk doorweekt.

Een bezoek aan Ecuador is niet compleet zonder een bezoek aan de evenaar, waarnaar het land is vernoemd. Blijkbaar is het precies bepalen van de evenaar nogal moeilijk. Zo heb je het oude evenaarmonument dat zeker niet op de evenaar ligt, een nieuw evenaarmonument (groot, compleet met pretpark) dat volgens anderen ook niet precies op de evenaar staat en een aantal andere plekken die claimen precies op de evenaar te liggen (en daar goed aan verdienen). Zo is er ook een museumpje alias pretperk dat ook claimt precies op de evenaar te liggen. Ook daar kon je de zgn. trechtertest doen. Men ging een paar meter noord van de evenaar staan en gooide wat water in de trechter en het water draaide rechtsom de trechter uit. Dan gaat men zuid van de evenaar staan en gebeurt hetzelfde linksom. Midden op de evenaar loopt het water recht naar beneden de trechter uit. Je wordt natuurlijk belazerd waar je bijstaat (wetenschappelijk gezien is het niet mogelijk om op zo’n korte afstand enig verschil te zien), maar het publiek vond het fantastisch. In dit kader was ook interessant op te merken dat ze bij het nieuwe evenaarmonument (200m noordelijker) dezelfde test deden met hetzelfde resultaat (…..).

In Quito grotendeels verbleven in de oude stad – dat op de UNESCO Wereld Erfgoedlijst staat – , maar ook even de nieuwe stad bezocht. Modern centrum, maar voor bezienswaardigheden hoef je er niet heen.  Voor de verandering het bussysteem eens uitgeprobeerd.  Er zijn o.a. een soort metro-achtige bussen (met grotendeels eigen busbaan), die in de spits zelfs elke minuut rijden en dan ook nog propvol zitten. Je betaalt slechts 0,25 dollar ongeacht de afstand. Ze hebben i.p.v. de schelle bel van de trams hier, een muziekdeuntje die je zou verwachten als de ijscoman langs komt. In de drukte instappen lukt nog wel, maar uitstappen vergt wat meer inspanning. Dat laatste zeker als je met al je bezittingen de bus wil verlaten: zakkenrollers zijn er zeer actief. Het gebruik van andere buslijnen is wat lastiger, aangezien er geen lijnenkaart bestaat om je route op te vinden. Bushaltes zijn er wel, maar de bus stopt meestal ook als je ergens op de route je hand opsteekt. Stoppen moet je ruim nemen. Meestal remt de bus alleen wat af in moet je in de bus springen. Lukt dat niet, dan trekt de bijrijder je wel naar binnen.

Het wemelt er ook van de taxi’s., die vrij goedkoop zijn. Voor drie dollar kun een groot deel van de stad bereiken. Zo ook naar de Virgin de Quito, een groot standbeeld met wanstaltige verlichting er omheen (kun vanuit een groot deel van de stad zien). Lopend er naartoe kon ook, maar wordt i.v.m. de vele gewelddadige overvallen op de route niet echt aangeraden. Aangezien we door wat mindere wijken reden, werd ik vriendelijk verzocht het raampje dicht te draaien en de deur op slot te doen. Het raampje dicht was sowieso wel een goed idee, aangezien we onderweg tunnels doorkwamen en een busstation passeerden waar agenten met gasmaskers op het verkeer stonden te regelen. Na wat foto’s gemaakt te hebben op de top, o.a. de basiliek bezocht. Op zich niet zo mooi, maar wel interessant is dat overal op mocht: je kon o.a. de torens beklimmen (mooi uitzicht), in de klokkentoren komen en over de gewelven lopen.

Quito ligt op 2850m hoogte ingeklemd tussen een aantal bergen. Met een kabelbaan (de TeleferiQo) kun je een van die bergen op. Het schijnt een erg populaire attractie te zijn met kans op lange wachtrijen, maar bij aankomst was de boel volledig uitgestorven en kon je gelijk instappen. De kabelbaan brengt je in een paar minuten tijd naar ruim 4000m en boven sta je dan eerst even naar lucht te happen. Vanaf de top heb je een geweldig uitzicht over de stad en het gebied er omheen. Het eerste uurtje nog veel uitzicht, maar daarna werd het bewolkt. Dat is wat lastig aangezien Quito onder de wolkengrens ligt en het uitzichtpunt er meestal boven (of in). Als de zon niet schijnt is het ook heel erg fris daar op 4000m. Op bewolkte dagen is men ook ingesteld, blijkend uit het complete pretpark dat men rond de ingang van de kabelbaan heeft gebouwd (ook vrijwel uitgestorven trouwens).

‘s morgens vroeg per taxi naar het vliegveld. De taxi-chauffeur had voor de gelegenheid de ritprijs verdubbeld. Na het bekende dreigen weer uit te stappen, bleek ik ineens toch voor de reguliere prijs mee te kunnen. Op de terugvlucht naar Nederland zowaar geen vertraging. Met een tussenstop op St Maarten, in 12,5 uur weer terug in Nederland

Slideshow van mijn foto’s van Ecuador (1/2):

Slideshow van mijn foto’s van Ecuador (2/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van de Galapagos Eilanden:

 

Filmpje van Galapagos Eilanden tijdens het snorkelen: