Reisverslag Indochina: Thailand, Laos, Cambodja, Vietnam
Thailand
Voorspoedige vlucht naar Thailand. Wel erg lang. Eerst twaalf en een half uur naar Singapore en daarna nog bijna 3 uur naar Chiang Mai. Gelukkig wel met Singapore Airlines, zodat je je onderweg niet hoeft te vervelen. In Chiang Mai was het uiteraard een tikje warmer dan in Nederland. Daar naar de Doi Suthep Tempel geweest, die boven op een heuvel ligt. Al waren er wel aardig wat toeristen, toch erg de moeite waard omdat het nog volop in gebruik was door gelovigen. Niet veel van de rest van de stad gezien, behalve nog een tempel en een deel van de oude stadsmuur. ‘s Avonds was er een grote gezellige nachtmarkt met honderden kraampjes. Je moest je door soms wel erg smalle looppaadjes wringen. Daardoor was het er bloedheet. Een naburig groot plein gevonden dat grotendeels bestond uit eettentjes in de openlucht. Erg lekker gegeten onder genot van een af en toe vals zingende straatartiest.
Volgende dag weer per minibusje door naar onze eigenlijke bestemming: Laos. Het duurt even voordat je de stad uit bent, aangezien sommige stoplichten soms wel 4 minuten op rood staan. Onderweg nog een stop in een dorpje van een lokale minderheid. De plek waar ons busje stopte bleek de lokale Kalverstraat te zijn, alwaar je eerst langs de verkoopkraampjes en poppen verkopende oude dames met erg zwarte tanden moest zien te komen (die maar al te graag tegen betaling op de foto wilden). Je zou bijna denken dat er vaker toeristen langskwamen. Maar snel weer verder dus. Onderweg nog een fles van de beste Rum uit de regio gekocht (4 euro voor 1 liter). Eigenlijk best wel goede wegen. De chauffeur moest af en toe alleen even uitwijken voor midden op de weg slapende honden of een overstekende slang en afremmen voor politiecontroles waarbij men op zoek was naar drugs uit de Gouden Driehoek. Uiteraard ook gestopt in de Gouden Driehoek (Golden Triangle). Na eerst een tempeltje en het Opium Museum (weer eens wat anders dan het Amsterdamse Cannabis Museum) te hebben bezocht, nog even de speciaal voor toeristen gebouwde wanstaltige enorme goudkleurige structuur bekeken vol met kitsch glitters (was eigenlijk wel apart) en in de verte een enorme Goudkleurige Boeddha gezien. Wel mooi uitzicht over de Mekong rivier. Je kunt op het drielandenpunt zowel Thailand, Laos als Myamar (Birma) zien liggen. Ook was er een Chinese markt, waar per bootjes aangevoerde spullen en etenswaren uit het 70 km verderop liggende China werden verkocht.
Overnacht in Chiang Khong. De hotelkamer keek uit op de Mekong rivier en Laos, wat aan de andere kant van de rivier ligt. Gegeten in de openlucht in een restaurantje die in de Lonely Planet gids stond. De communicatie verliep niet geheel vlekkeloos, zodat het even duurde voordat we duidelijk konden maken wat we wilden bestellen. Niet goed genoeg uitgelegd blijkbaar, want de kleine kom soep als voorgerecht bleek ook als hoofdgerecht voor 3 personen geschikt te zijn (bijna 1 liter). Ook hadden ze wat gerechten door elkaar gehaald, waarbij er wel één vleesgerecht en één visgerecht was, maar de rest op het bord verwisseld was (inclusief de saus). Met de dranken dachten we het beter te hebben aangepakt. We pakten drie lege bierflesjes en één blikje cola en gaven aan dat we dat wilden hebben. Uiteraard kwam de (totaal geen Engelssprekende) ober terug met drie cola en maar één bier. Duidelijk was nu wel dat gesloten vragen stellen geen zin had, aangezien men altijd “yes” als antwoord geeft, al is het alleen maar uit beleefdheid. Voor 3 Euro pp gegeten en gedronken.
Laos
‘s Morgens vroeg per bootje met bagage en al overgestoken naar Laos. Eerst door de Thaise Douane, waar we blijkbaar 3 Thai Baht “servicekosten” (of zoiets) moesten betalen om een exit stempel te krijgen. In Laos aangekomen eerst allemaal formuliertjes ingevuld om een visum te krijgen bij loket A. Normaal 30 US Dollar, maar vandaag 31. Op het bordje daarnaast stond wel dat er tussen 14:00 en 16:00 één Dollar extra werd berekend, maar het was nog maar 09:30. Toch maar betaald, aangezien we toch een visum wilde hebben. Ging vrij vlot. Daarna naar loket B om een entry tempel te krijgen. Van medereizigers gehoord dat de man achter loket B 15 Thai Baht “servicekosten” vroeg, maar dat de man achter C ernaast niets vroeg. Gevolg was uiteraard dat iedereen in de rij bij loket C ging staan en de man achter loket B niets te doen had. Nadat ook dat stempeltje was verkregen per lokaal vervoer naar de Slow Boat die ons twee dagen over de Mekong rivier zou voeren. Eigenlijk een erg comfortabele boot. De kapitein had ook z’n hele familie bij zich.
Na een uurtje varen was er weer een politiepost en moest de kapitein een stempeltje halen voordat we verder mochten. Na een uur of drie varen gestopt bij een dorpje waar de tijd leek te hebben stilgestaan. De bebouwing bestond uit simpele hutjes van bamboe met daken gemaakt van grote palmbladeren. Er was geen enkele stroomvoorziening. Echter wel prachtig gelegen in een bosrijke omgeving in de heuvels met uitzicht op de Mekong rivier. Voor de kinderen van het dorpje waren we een ware attractie. In de hitte was het wel flink zweten. Daarna de rest van de dag weer verder over de Mekong. Het behoort duidelijk tot de mooiste boottochtjes die je in de wereld kan maken. De rivier had aan weerszijden dichtbegroeide heuvels. Je waant je soms in het subtropisch regelwoud. Er valt nauwelijks leven te bespeuren op en langs het water. De idylle werd alleen af en toe verstoord door zeer lawaaierige speedboats. Eindbestemming van de dag was Muang Pakbeng, een wat moderner plaatsje van twee straten. Vanuit de hotelkamer mooi uitzicht op de rivier. Om 22:00 was al het drinken in het hotel al op, dus maar op zoek gegaan naar een andere gelegenheid. Alles bleek echter al donker en gesloten te zijn, terwijl het toch de belangrijkste overnachtingplaats voor toeristen langs de rivier is.
Veel geld geef je in Laos niet uit. Als munteenheid heeft men hier de Loa Kip (spreek uit als: lauwe kip). Voor een uitgebreide hoofdmaaltijd en twee drankjes betaal je meestal niet meer dan 2 Euro. Je maakt het personeel dan ook erg blij als je een fooi van 10% geeft. Volgende ochtend begon wat mistig. Wel mooi sfeerbeeld zo met de heuvels en het water in de mist. Wel wat frisjes op de (open) boot. De rivier was de tweede dag een stuk wilder met hier en daar een stroomversnelling en een draaikolkje. Onderweg nog een dorpje aangedaan en de grotten van Pak Ou bezocht. Deze grotten staan vol met honderden Buddha beeldjes. Wel apart. Tenslotte nog even een plaats bezocht waar de plaatselijk sterke drank werd gestookt (een soort rijstwijn) en waar je er ook van kon proeven. Aan mij wel besteed dus.
Volgende bestemming was Luang Prabang. Dit stadje staat op de World Heritage lijst van UNESCO. Er staan vooral veel tempels, maar daarnaast heerst er ook een erg prettige gemoedelijke sfeer. Als we geen tempels of het koninklijk paleis bezochten, zaten we vooral veel te luieren, eten en drinken op één van de vele terrasjes met uitzicht op de Mekong rivier. Arm wordt je er niet: een maaltijd inclusief alle drankjes kost je minder dan 3 Euro. Een grote tweederde literfles bier op een terrasje kost gemiddeld 0,65 Euro, een halve liter wodka in de winkel heb je al voor minder dan 2 Euro. De hitte was zelfs om 08:30 al zodanig dat het zweet van je gezicht stroomde. Even de heuvel (met tempel bovenop) in het midden van de stad beklimmen was dan ook flink afzien. Volgende ochtend om 5:15 opgestaan (hoezo vakantie?) om naar één van de grotere tempels in de stad te gaan. Elke dag om 06:00 vindt er een bijzonder tafereel plaats. De plaatselijke monniken halen dan hun eten op. Elke monnik heeft daarvoor een bedelnap (een soort grote zilverkleurige soepkom met deksel). De lokale bevolking zat langs een bepaalde route geknield naast elkaar op de grond, met eten uitgestald in een mandje of op een kleedje. De 150 monniken schuifelden daar voorbij terwijl de lokalen iets in elke bedelnap stopten. Aangezien het een feestdag was, hadden vandaag enkele honderden mensen zich langs de route verzameld. De monniken mogen maar 1 x per dag eten (om 11:00) en dan alleen wat ze die dag aan eten hebben opgehaald. Erg gezond kan dat niet zijn, aangezien naast hompjes rijst en wat fruit, er vooral chocoladerepen en ander snoepgoed werd uitgedeeld. In ieder geval was het een erg bijzondere ervaring om de lange rij monniken met hun kale hoofden en oranje gewaden in een lange rij in de gezwinde pas te zien voorbij schuiven.
Op veel plaatsen in het stadje was men bezig met het bouwen en versieren van zelfgemaakte bootjes (van soms wel een paar meter lang) gemaakt van hout en een soort papier. Ter gelegenheid van de feestdag (Maanfeest) werden ze volgehangen met kaarsjes, waxinelichtjes en wat bankbiljetten en daarna te water gelaten op de Mekong rivier. Ook konden individuen overal van papier gemaakte bootjes en andere drijvende figuren met kaarsje kopen en die laten afdrijven op de rivier. Het was alleen niet duidelijk hoe laat, aangezien iedereen die je sprak weer wat anders vertelde. 19:00 was het meest gehoorde, maar toen was het op de plek van de tewaterlating vrijwel uitgestorven. Dus maar weer een terrasje uitgezocht met uitzicht op de rivier. Het is soms net alsof je bij de mensen thuis aan het eten bent. Zo moet je om van het toilet gebruik te maken eerst door de woonkamer (waar de rest van de familie op de bank TV zat te kijken) en daarna door de keuken (waar ook onze maaltijden werden bereid). Op de WC zelf sta je dan vervolgens tussen de douche en een glas vol halfvergane tandenborstels. De optocht met de boten trouwens niet gezien (namen blijkbaar net een andere straat), maar de stroom drijvende brandende kaarsjes en de grotere boten wel zien langskomen op Mekong rivier. Het geheel werd opgeluisterd met het afsteken van (vooral knallend) zelfgemaakt vuurwerk, waarvan af en toe het lontje ontbrak.
Bij een ceremonie in één van de vele tempels hoefde je niet generen om wat foto’s te maken: een aantal Japanners had de ruimte bijna omgebouwd als TV -studio. Zittend op een terrasje langs de Mekong rivier, kwamen trouwens ineens nog een aantal deelnemers van een soort “Peking Express” TV-programma langs, omringt door cameraploegen. Eén van de cameramensen keek ons lachend aan met een blik van “ik doe ook maar mijn werk”. In de TV-uitzending zullen de vele verbaasd toekijkende toeristen er wel uitgeknipt worden.
Vanuit de stad de Khouang Xi watervallen bezocht. Ligt in een erg mooie omgeving. Nog even lekker gezwommen. Na een hele dag reizen per bus aangekomen in Vang Vieng, een echt backpackers plaatsje. De chauffeur had nogal wat haast, wat o.a. resulteerde in een bijna aanrijding met een koe. Ook gaf de chauffeur er de voorkeur aan om juist in bochten in te gaan halen. De weg was redelijk, afgezien van een aantal weggeslagen stukken weg door aardverschuivingen. Tijdens één van de rustpauzes ook nog getuige mogen zijn van een hanengevecht en een soort vismarkt waar dooie vissen in plastic zakjes in de brandende zon bacteriën aan het kweken waren. Behalve een tochtje op de rivier per kano of grote autoband en een paar bezoekjes aan lokale grotten, bestaat het leven van de backpackers in Vang Vieng voornamelijk uit het luieren voor televisieschermen (waarop doorgaans een oneindig aantal afleveringen van “Friends” te zien was) in één van de vele restaurantjes (waar je uiteraard ook heel goedkoop kon eten en drinken). De plaats lijkt enigszins op Yangshou in China, dat ook aan een rivier en in een karstenlandschap (bultvormige bergjes) ligt.
Volgende bestemming was Vientiane, de hoofdstad van Laos. Het ligt ook aan de Mekong rivier. Aan de overzijde kun je Thailand zien liggen. Volgens de reisgidsen zou er nauwelijks verkeer in de stad zijn, maar dat was waarschijnlijk een paar jaar geleden zo. Ook daar weer van die zonnige onbewolkte dagen (zucht). Rondje door de stad gedaan. Het was weer een dagje Wat-lopen. Na alle Wats, zowaar ook een That kunnen bezoeken (Wat = tempel, That = Stoepa). De That Luang kon je al van afstand zien liggen. Een zonnebril was geen overbodige luxe, gezien de felle in de zon weerkaatsende goud metallic kleur. De Wat Susaket was een mooie echte oude tempel, iets wat je niet vaak ziet. Leuk was het om even rond te lopen op de Morning Market (gehele dag geopend), waar het één en al bedrijvigheid was. Vientiane heeft ook een eigen versie van de Arc de Triomphe : de Patuxai. Van veraf ziet het er wel imposant uit, maar van dichtbij is het niet meer dan een lelijk onafgemaakt blok beton. Om 16:00 waren alle bezienswaardigheden al weer gesloten en dus weer een terrasje aan de rivier moeten pakken om de lokale middenstand te steunen. Om de omzet een beetje te spreiden, wisselden we na elk drankje van terras. Eten kon je er ook. Daarvoor had je veel keukens in de openlucht (alles werd aan het begin van de middag opgebouwd en was aan het einde van de avond weer allemaal verdwenen). Zoals overal in Laos, werden tegen 23:00 alle tafels en stoelen ons heen weggehaald en werden we vriendelijk doch dringend verzocht te vertrekken (licht deed men vaak ook alvast uit). Wat opvalt bij het personeel (zowel in restaurants als hotels) is de nederigheid/ onderdanigheid waarmee je benaderd wordt. Men kruipt praktisch voor je. Niet altijd even prettig.
Onderweg nog bij een dorpje gestopt, waar de tijd had stilgestaan. Ze waren duidelijk geen toeristen gewend, zodat we ook daar de lokale attractie waren. De meeste houten/ bamboe huizen stonden op palen. In de “straatjes” en onder de huizen barstte het van de dieren: koeien, zwijnen, kippen enz. In Lak Xao overnacht, een gehucht waar niet al te veel te beleven valt. Dat het restaurantje waar we aten “the only one” heette, zegt waarschijnlijk al genoeg. Het eten was helaas wel allemaal koud toen we het opgediend kregen. Ons hotel had een bijzondere stroomvoorziening. Als je in een bepaalde kamer het licht uit deed, ging dat ook in een aantal andere kamers uit. Een stel was van kamer gewisseld nadat bij het optillen van het matras een grote kakkerlakkenfamilie tevoorschijn kwam. Volgende ochtend vroeg weer door naar de Vietnamese grens. De weg door de bergen was beduidend slechter dan tot nu toe: veel omlaag gekomen rotsblokken op de weg en soms was het wegdek deels weggespoeld . Ook het weer was omgeslagen. De hele dag kwam de regen met bakken naar beneden, waardoor er nauwelijks zicht was.
Vietnam
De grensformaliteiten aan de Laos kant waren redelijk vlot afgehandeld. Aan de Vietnamese zijde ging alles wat formeler. Allereerst heb je al een visum nodig. Dit wordt aan een loket gecheckt waarna een ander er nog eens na keek. Uiteraard moesten ook weer de nodige formuliertjes worden ingevuld, waaronder eentje die ook al voor de aanvraag voor het visum moest worden ingevuld. Het was duidelijk dat met een bankbiljet in je paspoort, de grensformaliteiten net wat soepeler verliepen. Daarna was er de bagagecontrole. Alle tassen moesten door de X-ray machine en zelf moest je door een detectiepoortje. Van het detectiepoortje had ik al gezien dat ie niet aan stond, maar dat alleen de band van de X-ray machine draaide en het apparaat zelf uit stond kwam ik pas later achter (er zat ook niemand achter de machine). Daarna nog een keer een paspoort check en weer naar een ander loket om een entry stempeltje te halen. Wat wel opviel was dat de beambten erg vriendelijk en vrolijk waren. Overgestapt in een Vietnamese bus. Deze had de airco aan staan, die ook hier weer maar twee standen had: uit of vrieskou. Maar snel even uit mijn grote tas een trui gepakt, geen overbodige luxe aangezien de ijssterren nog net niet op de binnenkant van de ramen stonden.
Al was de weg een stuk beter, toch reden we maar met een slakkengangetje. De snelheidslimiet voor bussen is hier op de meeste plaatsen 55 km buiten de bebouwde kom en 35 km daar binnen. Er is veel controle, dus vrijwel iedereen houdt zich er aan. Ook is het in Vietnam gebruikelijk te toeteren als je er aan komt. Een hoop getoeter dus. Het regende nog steeds flink en naarmate we de kust naderde zagen we ook steeds meer ondergelopen velden en straten. Onderweg kregen we veel bekijks en veel hello hello’s van de plaatselijke bevolking. De eerste beetje stad in Vietnam was Dong Hoi. Een redelijk hotel direct aan het strand, maar gezien het weer was een duik in zee geen aantrekkelijk optie. De stad ligt op de route naar Son Trach, waar de Phong Nha grotten te vinden zijn. Dit is een uitgebreid grottenstelsel onder de grond, waar de lokale bevolking ten tijde van de Vietnam-oorlog in woonde ter bescherming tegen de bombardementen van de Amerikanen (ligt dichtbij de demarcatielijn tussen Noord en Zuid Vietnam). Onder leiding van een gids er doorheen geweest, Was niet iets voor mensen die last hebben van claustrofobie. Uiteraard ook nog even bij de Demarcatielijn gestopt en over de oude brug tussen Noord- en Zuid-Vietnam gelopen.
Door naar Hue, een echte stad. Wat direct opviel was dat er nauwelijks auto’s in het straatbeeld waren, maar dat werd weer ruim gecompenseerd door de duizenden scooters, brommers, fietsers en fietstaxi’s. De straat oversteken is een echte sport. De kunst is gewoon over te steken en geen plotselinge bewegingen te maken. Iedereen rijdt dan vanzelf voor en achter je langs. Wie denkt slim te zijn en over te steken bij stoplichten (inclusief speciale voor voetgangers), komt bedrogen uit. Als je halverwege de straat bent gaat het licht al weer op rood en begint het verkeer gelijk al weer te rijden. Zoals alle toeristen ook een tochtje gemaakt over de Parfum-rivier (ook wel de “Welriekende rivier” genoemd vanwege de bloesem en hars dat in de rivier terechtkomt). In de praktijk viel de geur enigszins tegen. We zouden varen in een klassieke drakenboot. In de praktijk was het een groot drijvend metalen vlot (uiteraard met winkel) met voorop twee geïmproviseerde drakenkoppen en op de zijkant met grote letters “tourist” (voor het geval dat je dat nog niet door had). O.a. gevaren naar een soort dorpje van vissersbootjes, waar de armoede van af te lezen was. Bestemming was de Thien Mu Pagode, waar het net even opklaarde. We waren duidelijk niet de enige toeristen. Vooral veel Fransen. Je ziet in Vietnam trouwens nog veel Franse invloeden terug, o.a in de vorm van de Franse stokbroodjes die je overal kunt kopen en de Franse straatnamen.
In Vietnam is het even wennen aan de kleine stoeltjes in de restaurants en op de terrasjes, die een formaat hebben die in Nederland bedoeld zijn voor kleine kinderen (zo’n 30 cm hoog). Het voordeel is wel dat je bord op je knieën kan zetten en aangezien die ter hoogte van je mond zitten, je het eten zo naar binnen kan schuiven. Vietnam is ook het land van de onverstaanbare gidsen. Ze doen wel hun best, maar als je 1 op de 5 woorden verstaat is dat al een meevaller. De Vietnamese taal leren is ook nog niet zo gemakkelijk. Net als in China is de toonhoogte van de uitspraak van een woord ook van belang. Zo betekent het woord “ma” o.a. moeder, heks en begraafplaats (afhankelijk van de manier waarp je het uitspreekt). Je kunt in plaatsen waar toeristen komen vaak fietsen huren. Leuk, maar als bij een stoplicht de remmen het dan niet blijken te doen, wordt het pas echt avontuurlijk.
Bij het Keizerlijk Mausoleum van Tu Doc, dat we daarna bezochten, hadden we minder geluk met het weer: binnen een paar minuten waren we volledig doorweekt. Bij het Mausoleum van Khai Dinh konden we gelukkig weer enigszins opdrogen. Ook nog naar de Citadel en de Verboden Stad geweest. Helaas was veel daarvan verwoest tijdens de gevoerde oorlogen. In de buurt daarvan wezen lunchen bij een vrij grote lokale tent. We werden bijzonder vriendelijk onthaald en kregen de eigenaar, kok en nog wat mensen aan onze tafel waarvan we alleen verstonden dat ze verheugd waren dat wij als buitenlanders bij hun kwamen eten. Het bestellen ging wat lastig, maar met vier serveersters, menu-vertaallijsten uit reisgidsen en een “point-it” boekje, lukte het aardig (slechts twee verkeerde gerechten). De bediening was zodanig, dat je eigenlijk alleen nog maar je mond hoefde open te doen. Was wel lekker. Een andere keer gegeten op een plek die gerund werd door doofstommen (volgens de Lonely Planet), maar de doofstomme medewerker leek iemand te zijn die alleen in het restaurant zat voor de show. Naar de WC gaan (lag achterin de keuken) ging even niet, aangezien er net iemand stond te douchen.
Via de Deo Hai Van (Pas door de wolken) door naar Hoi An. Een echte toeristenplaats, maar een prettige plek om te verblijven. Het historisch centrum (op de World Heritage Lijst van UNESCO) bestond uit drie straten, maar aangezien de rivier buiten de oevers was getreden, waren er daar nog maar twee van over. Volgende ochtend was het water al weer gezakt. Het stadje is enerzijds zeer toeristisch, maar 100 meter verderop sta je ineens op de lokale visafslag. Tussen de schreeuwende vissersvrouwen, ben je dan de enige toerist. Wel veel straatverkopers. Het meest worden zonnebrillen en aanstekers (inclusief die met een beeltenis van Saddam Hoessein) aanboden door mensen die met grote houten plaat van 1 x 1,5 meter om hun nek lopen. Zodra het begint te regenen duiken ineens overal de paraplu- en poncho verkopers op. Meestal zitten de verkoper dan achterop een brommer, die dan bij elk restaurantje en café stopt. Zoals in heel Vietnam, zijn ook hier veel namaakspullen te koop. Van alles is wel een namaak te koop: Zippo aanstekers, Nike schoenen, La Coste shirts, Lonely Planet gidsen (volledig gekopieerd en ingebonden voor 3 of 4 US Dollar per stuk) en zelfs posters & litho’s van Kuifje (Tin Tin) in Vietnam (en dat terwijl Kuifje nooit in Vietnam is geweest…). Ook DVDs zijn voor minder dan een dollar te krijgen. Zelfs de Nederlandse film “Vet Hard” is hier te koop. Tijdens het typen van dit verslag, zie ik vanuit mijn ooghoeken nog net een grote rat het restaurant binnenlopen.
Verder per trein van Da Nang naar Ho Chi Minh Stad (het vroegere Saigon). Een treinreis van zo’n 16 uur. Hoewel de treinstellen nogal kil overkwamen, was het toch erg comfortabel slapen in de 4-persoons soft sleeper compartimenten. Aan een gil in een naburig compartiment te horen, was men niet erg gecharmeerd van de meereizende muizen. De toegezegde wekservice werkte niet geheel zoals verwacht, aangezien die er pas was toen we 05:30 stopten op het station van Saigon. Het wakker worden, uit bed komen, aankleden, spullen inpakken en uit de trein stappen was wonderbaarlijk genoeg in een paar minuten gebeurd. In Saigon (8 miljoen inwoners) was het met de rust gedaan. Zelfs om zes uur zondagochtend stond je al in de file. Niet van auto’s maar van de duizenden brommers en scooters. In het park zie je mensen al sporten en met Tai Chi oefeningen bezig. Saigon zelf is een moderne bruisende stad.
De belangrijkste bezienswaardigheden in Saigon hebben veelal te maken met de Vietnam Oorlog. Zo is er o.a. het Reunification Palace (voormalig paleis van President Diem), waar naast veel kille ontvangst-, vergader- en werkzalen ook de commando bunkers in de kelder, het helikopterplatform op het dak (inclusief Amerikaanse legerhelikopter) en de eerste tanks die het hek vernielden zijn te bewonderen. In Saigon is ook het Museum van Amerikaanse Oorlogsmisdaden te vinden. Daar wordt je naast enige propaganda en Amerikaans oorlogsmaterieel, overvoerd met veelal gruwelijke foto’s uit de Vietnam Oorlog. Iets buiten Saigon zijn de beruchte Cu Chi tunnels te vinden. In dit 250 km gegraven lange gangencomplex hielden de plaatselijke bevolking en de Vietnamese verzetsstrijders zich verborgen voor de Amerikanen. Je kunt er zien hoe moeilijk de ingangen te vinden zijn en ook hoe klein ze waren. Zelf zou ik er niet doorheen kunnen. Door een aantal tunnels kun je een stuk zelf kruipen. De plaatselijke (kleine) gids voorop maakte zich wel erg snel uit de voeten, de rest moest er in hurkpas en soms ook op de knieën doorheen. Ook al waren ze verbreed voor toeristen, als je nog geen claustrofobie had, zou je het daar spontaan krijgen. Je moet er niet aan denken dat je daar voor langere tijd een groot deel van de dag in zou moeten doorbrengen (nog afgezien van de hitte en stank). De originele tunnels bevatten ook nog veel boobytraps tegen indringers. In een andere (niet voor toeristen toegankelijke) tunnel een levende schorpioen op de foto gezet. Op de terugweg nog gestopt bij het restaurant (of wat daar voor doorging) van de familie Phuc in Trang Bang en daar een documentaire gezien over Kim Phuc, bekend van de foto waarop zij als meisje verbrand door Napalm naakt over straat rent. Heel vreemd om dan op dezelfde plek te staan.
Andere bezienswaardigheden waren de Chinese Wijk (inclusief een aantal pagodes), backpackers street (viel enigszins tegen qua grootte) en de dievenmarkt (waar vroeger veel gestolen goederen werden verkocht, maar tegenwoordig vooral eten en drinken te koop is). Bij de kathedraal was het wel erg druk. De politie had er zelfs dranghekken neergezet om het verkeer om te leiden. De aandacht van de menigte ging uit naar het Mariabeeld voor de kerk. Blijkbaar was er een wonder gebeurd: het beeld had gehuild. Als je goed keek, kon je inderdaad een streep onder het linkeroog zien lopen. De autoriteiten waren er snel bij om op de Vietnamese televisie Wetenschappers te laten vertellen dat het allemaal niets bijzonders was.
Uiteraard weer wat lokale tentjes opgezocht om te eten. Zowaar een keer een luxe, waar men ook valet parking had voor scooters (zie je vrij veel in de stad). Er waren geen andere buitenlanders. Na even gewacht te hebben aan de bar, werden we pontificaal voor een groot raam gezet (om andere toeristen te trekken…). We hadden een soort tafelgrill waar we zelf het eten op konden roosteren. Blijkbaar vertrouwde men die buitenlanders toch niet helemaal, zodat we de hele maaltijd een dame toegewezen kregen die aan onze tafel bleef staan om dingen op de grill te leggen en om te keren. Was wel erg lekker. Op weg naar Cambodja nog even mijn verjaardag gevierd. Naast een grote taart o.a een stoffen mondkapje waar veel lokalen mee rondlopen en -rijden cadeau gekregen.
Cambodja
De grenscontrole aan de Vietnamese grens was groots opgezet. Zoals gewoonlijk weer eerst iemand die je paspoort bekijkt, daarna iemand die het exit briefje er uit haalt en weer een bureau verder iemand die dan de exit stempel zet. Aan de kant van Cambodja stond ook een modern complex, maar dat bleek nog niet afgebouwd te zijn. In een aftands kantoortje aan de rand in het zand werden de formaliteiten redelijk vlot afgehandeld. Je hebt gelijk het gevoel dat het een ander land is, al is het alleen maar omdat bij de grens de asfaltweg overging in een stoffig zandpad. Toch wel weer een asfaltweg na een tijdje, al was die wat minder van kwaliteit. In Cambodja lijkt men geen snelheidslimiet te kennen en de buschauffeur reed dan ook flink door. Toen we een noodstop moesten maken omdat een fietser een vreemde manoeuvre maakte om een over de weg kruipende man te ontwijken, kwam de voorin staande bijrijder dan ook ten val. We kwamen in de greppel tot stilstand en het had erg weinig gescheeld of we waren iemands (houten) huis binnengereden. Gelukkig hadden we een goede chauffeur en was er geen schade.
Het restaurant waar we stopten voor de lunch, had een interessante menukaart. Alle maaltijden waren 1 US Dollar, net als alle drankjes (?). Ook was de kaart deels in het Engels vertaald, wat niet altijd even goed was gelukt. Zo kon je je afvragen wat je zou krijgen als je de “Fired rice with sea” bestelde. Je ziet dat trouwens vrij vaak. Zo was er bijvoorbeeld ook een restaurant waar je “Fried Noodles with spare parts” kon bestellen. De bediening in Cambodja werkt grotendeels hetzelfde als in de andere landen waar we waren. Zo is er erg veel bedienend personeel, worden de maaltijden in willekeurige volgorde en niet tegelijkertijd geserveerd (de rijst komt meestal als laatste), staat er iemand vlak bij je tafel die een schoteltje, schaal of bord weghaalde zodra die leeg is (ook al eet de rest nog) en is het vrij lang op de rekening wachten nadat de hele tafel is afgeruimd.
Als je zo door het land rijdt straalt de armoede van veel huizen en gezinnen af, met name op het platteland. Veel mensen leven onder de armoedegrens (VN definitie: 1 US Dollar per dag). In de stad zie je veel bedelaars en als je ‘s avonds laat over straat loopt zie je complete families op de stoep slapen. ‘s Avonds zie ook veel mensen in het vuilnis langs de straten wroeten op zoek naar zaken die verkocht konden worden voor recycling.
Cambodja heeft een roerig verleden en sightseeing in Phnom Penh (de hoofdstad) heeft dan ook in eerste instantie veel horror-plekken in zich die te maken hebben met de Rode Khmer en het schrikbewind van Pol Pot. In die tijd zijn er bijna 2 miljoen Cambodjanen vermoord, met name mensen die geen boer of arbeider waren of een ander politieke mening hadden. één van de belangrijkste plekken is de beruchte S-21 Tuol Sleng gevangenis (nu het Genocide Museum), Waar per dag zo’n honderd politieke gevangenen naar toe werden gebracht. Je kunt daar o.a. de martelkamers, cellen, veel foto’s van gedetineerden en een documentairefilm zien. Uiteindelijk hebben slecht zeven mensen de gevangenis overleefd. De meeste werden omgebracht bij Choeng Ek (beter bekend als de “Killing Fields”). Daar is o.a. een monument neergezet in de vorm van een glazen pagode gevuld met botten en schedels uit de massagraven.
Gelukkig waren er ook nog wat prettiger plekken om als toerist heen te gaan. Zo is er de Boulevard (met uitzicht op -alweer- de Mekong rivier en het Royal Palace. Het paleiscomplex is redelijk groot en erg mooi. Op het terrein staat ook de zilveren Pagode, waar o.a. vloertegels van een kilo zilver per stuk in liggen. Ook kun je er goed eten. De lokale eettentjes zijn – net als in de andere landen in deze regio – over het algemeen niet meer dan een grote garagebox, met TL-verlichting voor de sfeer en de goedkoopste plastic tuinstoelen en tafels als interieur. Wel zijn het altijd weer leuke plekken om te zitten en ook het eten is er prima. Op CNN gezien dat er een tropische storm bij Danang was, waar we een weekje eerder nog waren.
Per speedboat via het Tonle Sap-meer door naar Siem Reap. Erg mooie tocht. Doordat net het regenseizoen voorbij was, was de rivier ver buiten de oevers getreden. Er blijken wel erg veel mensen op het water te wonen in houten huisjes die op palen staan. Siem Reap is met name een toeristen uitvalsbasis voor Angkor. Het heeft een toeristenstraat volgepakt met restaurantjes, bars en hostels. Om er ‘s avonds in te komen moet je je eerst langs de tuktuk’s, bedelaars en boekverkopers (die illegale kopieën verkopen) wringen. In de straat zelf dendert de westerse muziek je tegemoet en staat het personeel je bij elke plek op te wachten om je binnen te lokken. Eerst daar wel wat gegeten, maar later toch maar gekozen voor een lokaler tentje in een zijstraatje.
één van de restaurants waar we gegeten hadden, had een aantal niveaus. Onze tafeltje zat een beetje aan de zijkant van een plateau. Uiteraard wel een beetje opletten dat je niet naar beneden dondert als je opstaat (geen hekje of iets anders als afzetting aan de rand). Aangezien er beneden enige commotie was, even over de rand naar beneden gekeken. Daar bleek een vijver te liggen gevuld met een dertigtal krokodillen. Waarom ze daar bivakkeerden was niet geheel duidelijk. Hoewel het nog jonkies waren (maar altijd nog minimaal 1,5 meter lang), toch maar gekozen om enige afstand tot de rand van ons plateautje te houden. De stad leeft duidelijk van het toerisme. Alles staat hier aan in US Dollars (kun je ook mee betalen). Eten kun je voor een paar dollar, terwijl je vreemd genoeg voor een drankje al snel een dollar of meer betaald. Niet echt in verhouding tot elkaar.
Siem Reap is de uitvalsbasis voor de beroemde tempels van Angkor: Angkor Wat en Angkor Thom (en nog een hoop andere). Je moet wel even diep in de buidel tasten, maar het is het geld waard. De tempels staan verspreid over een groot gebied en zijn doorgaans meer dan 1000 jaar oud. Angkor Wat is de bekendste en daardoor ook erg druk. Zeker de buitenkant en de vele reliëfs op de muren zijn erg mooi. Met name zie je groepen Japanse en Koreaanse toeristen die zich in hoog tempo er doorheen persen (en ook overal zelf op de foto willen). De trappen naar het hogere niveau zijn bijzonder stijl en zeker niet geschikt voor mensen met hoogtevrees. Zelf hou ik meer van de jungle tempels. Die tempels liggen letterlijk in de jungle en enorme bomen met lange wortels groeien bovenop de tempel. Het zijn ook de plekken waar films als “Indiana Jones” en “Tomb Raider” zijn opgenomen.
In Cambodja zie je veel bedelaars, met name mensen met geamputeerde lichaamsdelen en kinderen. Ook zijn er veel straatverkopers die je overal waar je komt behoorlijk stalken. Iets waar je toch redelijk snel aan went. Vanaf Siem Reap per vliegtuig naar Singapore. Het inchecken duurde wel even. Ook al waren er drie balies open, blijkbaar was er maar één (papieren) lijst die men hanteerde om de gegevens van passagiers te controleren en stoelen te verdelen. Ook de instapkaarten werden met de hand uitgeschreven. Kan eigenlijk niet goed gaan zou je denken en dat was ook zo. Uiteindelijk hadden we 45 minuten vertraging (terwijl we al in het vliegtuig zaten), omdat de passagiersdocumentatie niet bleek te kloppen. Tijdens de vlucht ook nog een tussenstop op Phnom Penh (40 minuten vliegen). We moesten allemaal uit het vliegtuig, weer door de bagagecontrole, wachten in de vertrekhal en 15 minuten later weer in de rij staan om in te stappen.
Singapore
Aangekomen in Singapore, weer een formuliertje invullen en door de paspoortcontrole, waar voor de verandering dit keer een bak met snoepjes voor de wachtenden klaarstond. Hotel in Chinatown. ‘s Avonds door naar Orchard Road, De Mega Shopping Street van Singapore. Wel een heel groot contrast ten opzichte van Cambodja. Singapore is een erg leuke stad. Met de metro kun je er makkelijk en snel op de belangrijkste plekken komen. Wat het eerste opvalt is dat de metro en de metrostations er erg schoon uitzien. Dit kan natuurlijk te maken hebben met de 500 Euro boete die er staat op eten, drinken of roken op de stations en in de metro. Begonnen in Chinatown en Little India. Erg levendige buurten compleet met resp. Chinese en Indiase Tempels. Rond de Riverside sta je daarentegen weer tussen de hoge wolkenkrabbers. Er is één ding dat je overal kunt: winkelen. Zeker in het centrum zie het ene mega winkelcentrum na het andere, die vaak ook weer onderling verbonden zijn via corridors vol met winkeltjes. Ook al is het pas begin November, tussen de palmbomen zie je al weer de eerste grote kerstpoppen staan en in verschillende grote warenhuizen wordt al de hele dag kerstmuziek gedraaid. Rond middernacht weer teruggevlogen naar Amsterdam (14 uur vliegen). Bij aankomst in Amsterdam was het buiten 12 graden, ongeveer net zo koud als binnen in mijn hotelkamer in Singapore met de airco aan.
Slideshow van mijn foto’s van Laos:
Slideshow van mijn foto’s van Cambodja: