Route Indonesië Filipijnen

Reisverslag: Indonesië, Thailand, Maleisië en de Filippijnen

INDONESIË

Voorspoedige vlucht naar Kuala Lumpur. Na wat geschuif van medepassagiers, zowaar een lege stoel naast me. Na 12 uur vliegen rond 06:00 geland in Kuala Lumpur. Afgezien van de passagiers uit ons vliegtuig, was het vliegveld volledig uitgestorven. Met een treintje naar een andere terminal en daar op het vliegtuig naar Jakarta gestapt. Aanzienlijk minder beenruimte dan op de eerste vlucht. Na 2 uur vliegen geland in Jakarta, waar ook vrijwel niemand was. Nog even een miljoen aan lokale valuta gepind, wat nog net geen 85 euro bleek te zijn.

Aangekomen bij de (lege) bagageband, bleken de lokale porters zo vriendelijk te zijn geweest om de bagage alvast van de band op karretjes te zetten. Uiteraard wel met het verzoek om 5 dollar fooi voor de ongevraagde service. Na bij de uitgang ook de taxichauffeurs en andere dienstverleners van me te hebben afgeslagen, de lokale bus gepakt die je voor 3 euro verrassend comfortabel in twee uur naar Bogor bracht. Daar aangekomen op het busstation, bleken alle aanwezige taxi’s motoren te zijn, wat niet zo praktisch is als je ook nog bagage hebt. De vele lokale minibusjes (met de nadruk op mini) reden alleen vaste routes, dus maar te voet naar het hotel gegaan.

Bogor – wat vroeger buitenzorg heette – zelf zou een rustiekere plaats zijn dan Jakarta, maar echt rustig is het er niet. Met 2 miljoen inwoners is dat waarschijnlijk ook niet zo vreemd. Het centrum van de stad wordt gevormd door een grote botanische tuin van 200 jaar oud. Wel aardig, ook omdat alle planten en bomen gewoon buiten groeiend. Er omheen is het een grote verkeerschaos, maar eenmaal binnen merkt je er weinig van. Ook een wandeltocht ondernomen door een soort dorp binnen de stad, waar je alleen lopend doorheen kon. We werden uitgenodigd om in het lokale schooltje te komen, waar de jeugd gelijk hen Engels op ons oefenden. Erg vermakelijk. Vroeg uit de veren om de regiomarkt te bezoeken. Ook daar geen andere toeristen te bekennen en werden we veelvuldig hartelijk begroet. Een siësta tussendoor is wel prettig, want de hoge luchtvochtigheid met brandende zon en 35 graden hakken er aardig in. Gelukkig af en toe ook een verkoelende tropische stortbui, al was dat minder als je dan net buitenstond.

Weer vroeg op om verder te trekken. Redelijke wegen en mooie uitzichten. Java lijkt wel een grote agglomeratie, zeker rond de (erg drukke) doorgaande wegen. Op het eiland wonen 120 miljoen mensen, dus dat kan je dan ook wel verwachten. Wel nog veel groene gebieden. Het verkeer is hier wel apart, nog afgezien dat men hier (meestal) links rijdt. Favoriet vervoer is hier de motor, die je zowel links als rechts voorbijschieten. Ook tref je op je rijbaan meer tegenliggers aan dan je zou willen, waarbij bochten niet als extra uitdaging worden ervaren. Leuk bezoek onderweg bij een grote theeplantage en fabriek, waar o.a. de Pickwick-thee vandaan komt. Omdat het wat hoger ligt, was de temperatuur ook erg aangenaam. In de middag ook nog een 1200 jaar oud Hindutempeltje bezocht. Vanaf de doorgaande weg moet je dan eerst met een paardenkarretje naar een meertje en daar overstappen op soort vlot. Dat de weg gewoon geasfalteerd bleek te zijn en dat je met de vlotten die er lagen met gemak een brug naar het eilandje kon maken, mocht de pret niet drukken. Ook het nogal vals zingend bandje dat ongevraagd meevoer op het vlot, veranderde daar niets aan. Het hotel voor de nacht in Cipanas lag aan de – erg lawaaiige – doorgaande weg, maar had wel het water van de nabijgelegen warmwaterbronnen door de badkamer stromen. Heel apart. Blijkbaar een grote investering, want WC-papier of handdoeken had het hotel niet. Het schijnt dat de hotels dusdanig veel water uit de bronnen gebruiken, dat er voor de plaatselijke bevolking vrijwel niets overblijft. Gegeten in een luxe andere hotel. De live muziek was daar dusdanig luid dat alle gasten zover mogelijk van ze af gingen zitten of maar snel vertrokken, wat de onverstoorbare band blijkbaar niet opmerkte.

Met een klein busje richting de actieve vulkaan. Eerst over een weg met veel kuilen, maar later over een grote kuil met af en toe een stukje weg. Daarna nog een aardige klim naar boven over stukken rots. Boven aangekomen, bleek de geadviseerde mond en neusbedekking geen overbodige luxe tegen de verstikkende en naar rotte eieren stinkende zwaveldampen. Naast wat kleinere, ook een flinke geiser, die met veel geweld en kabaal de giftige dampen uitspoot. Weer verder rijdend, bleek het (splinternieuwe) busje waar we in zaten niet bestand tegen de tropische stortbuien. De water stroomde letterlijk van boven het busje in, uiteraard precies waar onze bagage stond. Vooralsnog gelukkig alleen wat kleren. De lekkage werd verholpen door maar gelijk alle kieren met tape aan de buitenkant af te dichten. Aangekomen in Pandangaran bleek dat toeristen toegang moeten betalen om de stad in te mogen rijden. Het had wel wat weg van een spookstad, met heel veel hotels, restaurantjes en kraampjes op straat, maar maar een handjevol toeristen, die allemaal in dezelfde drie hotels leken te verblijven en aten bij dezelfde twee restaurants. Moeilijk voor te stellen dat de hotels hier in de zomer helemaal volgeboekt zitten met toeristen

De plaatselijke moskeeën zorgden weer voor een gebroken nacht. Gezien het volume van de speakers, probeerden ze waarschijnlijk ook gelovigen buiten de stad te bereiken. Toch maar weer vroeg op voor een wandeling door het nationaal park (Taman Nasional Pangandaran). Ontspannen, maar wel heel erg heet al ‘s morgens (35 graden). Veel apen en reeën gezien, maar ook egeltjes en vleermuizen in een grote grot. In de omgeving nog wat lokale thuis bedrijfjes bezocht, o.a. eentje die kroepoek maakte. Onderweg veel bordjes met mogelijke evacuatie-routes. Deze zijn geplaatst nadat hier een tsunami hard heeft toegeslagen en de metershoge golven de kuststrook verwoestte. In de omgeving heb je de Green Canyon, waar je met een bootje doorheen kan varen. Erg mooi, ook al wat water niet groen maar bruin door al het regenwater uit de bergen. Op het mooiste plekje onder watervallen nog wat gezwommen, wat wel erg lekker verkoelend was in de hitte.

Met een houten boot naar gevaren. Het advies om oordopjes mee te nemen, was niet overbodig gezien de herrie van de motor. Afgezien van het lawaai, wel een mooi tochtje. Door de sterke stroming, waren we 1,5 uur eerder dan gepland op onze bestemming. Daarna nog 4 uur met de bus naar Wonosoboo. Mooie route door groen en bergachtig landschap. Eind van de dag weer een flinke hoosbui. Wonosobo is zelf niet erg interessant, maar het nabijgelegen Dieng Plateau des te meer. Mooie route door de bergen met veel vergezichten, langs de antieke Arjuna Tempels, de actieve Kawah Sikidang vulkaan (met veel zwaveldampen en een grote kokende modderpoel) en twee turquoise meren (Telega Warna en Telega Pengilon). Voor een mooi uitzicht nog even een bergje beklommen via een erg glibberig pad.

Volgende bestemming was de beroemde Borobudur. Voordat je die te zien krijgt moet je eerst alle irritante opdringerige verkopers van je af zien te slaan. Voor degene die dat voor zonsondergang lukt, wacht dan een van de mooiste tempels van Zuid-Oost Azie. Meteen bovenaan begonnen, waar het op dat moment nog redelijk rustig was. Daar zie je gelijk in wat voor mooie omgeving de 2 miljoen stenen tellende boeddhistische tempel is gebouwd. Op de verschillende terrassen zouden 15.000 verschillende reliefs te vinden zijn. Reeds 1200 jaar oud, zie je wel duidelijke tekenen van slijtage die voornamelijk wordt veroorzaakt door de grote hordes toeristen (oplopend tot 90.000 per dag) die de tempel bezoeken. Eenmaal weer boven, kon je ineens over de hoofden lopen. Was wel even een desillusie. Al met al wel erg imposant. Naar buiten toe weer door de haag van opdringerige verkopers, maar onder begeleiding van een gids mocht je blijkbaar een shortcut nemen waardoor je niet ook nog langs de rijen souvenirkraampjes hoefde.

Op weg naar Yogyakarta nog even een stop bij een zilversmid. Het kleine atelier waarin gewerkt werd, stond niet bepaald in verhouding tot de mega winkel erachter (waar je toevallig door heen moest zigzaggen om er weer uit te komen). Yogyakarta doet aan als een moderne stad. Ons hotel bevond zich in de toeristenwijk (lees: 1 straat). Taxi’s zijn er bijna niet, dus ben je voor je vervoer aangewezen op een van de (in overvloed aanwezige) wecaks. Deze fietstaxi’s zijn wel leuk, maar over de prijs is altijd discussie en voordat je het door hebt belandt je in een of andere batik shop i.p.v. op je bestemming. Ging bij ons wel goed, al moest je onderweg wel continue aanhoren dat je pas de eerste klant die dag was en hoe afhankelijk hij was van een vette fooi. Het basistarief dat wij betaalden was blijkbaar ook al royaal, want ze wilden rustig tot twee keer toe twee uur wachten ons daarna weer naar een andere plek te rijden. Zo o.a. het paleis van de sultan, het Waterpaleis en de vogeltjesmarkt (waar ook andere niet alledaagse diersoorten werden verhandeld) bezocht. Op de lokale Kalverstraat kon je over de hoofden en fietstaxi’s lopen, dus maar snel weer terug naar het hotel. Daar bleken net twee bussen vol met schoolkinderen te hebben ingecheckt, die verrassend genoeg nog eerder wakker waren dan de omroeper van de plaatselijke moskee.

Dan ook maar vroeg uitgecheckt en doorgereisd naar Prambanam tempel. Erg mooi. Daar ook weer veel verkopers, maar verder geen toerist te bekennen. Blijkbaar waren we de eersten die dag. Na de Borabadur wel een verademing, terwijl dit tempelcomplex zeker net zo imposant is. Solo staat ook wel bekend als Surakarta. Daar een bezoekje gebracht aan het Mangkunegera Paleis van de lokale Sultan. De al op leeftijd zijnde gids aldaar sprak redelijk Nederlands, maar was door zijn gebrabbel toch niet te verstaan. Aangekomen bij de Sukuhtempel waan je je in Mexico qua architectuur. Door de binnendrijvende wolken was ineens het zicht beperkt tot een paar meter. Maar snel weer doorgereden naar Tawangmangu. We kwamen tegen sluitingstijd aan bij het toegangshek van de plaatselijke waterval en mochten dan ook niet meer naar binnen. Na de beambten vriendelijk te hebben aangekeken (en wat extra rupees hadden toegeschoven), werden de hekken alsnog voor ons geopend. Na 400 treden te hebben afgedaald, dan eindelijk uitzicht op de 30 meter hoge waterval. Bleek niet echt idyllisch, wat in plaats van mooi wit was de waterval door de regelval veranderd in een grote bruine modderstroom. De 400 treden terug naar boven waren wel even pittig. Daar werden we opgewacht door een groepje apen, die vakkundig de kroepoek van een toerist afhandig maakten.

Volgende dag een mooie route de berg op, met sommige wel erg steile stukken. Duurde nogal lang, aangezien niet meer vermogen had dat 10 km per uur bergop te rijden. Helaas door de zware bewolking weinig uitzicht. Behoorlijk fris in het bergdorp Bromo dat aan de buitenste ring van de krater van de Bromovulkaan ligt. De vastberaden plaatselijke verkopers speelden daar handig op in door de verkoop van mutsen, sjaals en dekentjes. Eentje hield het maar liefst drie uur vol om voor het raam van het hotel in de kou zwaaiend met zijn koopwaar onze aandacht te trekken. Om 04:00 al (zelfs voordat de plaatselijke imam wakker was)in een oude 4×4 Toyota Landcruiser naar een uitzichtspunt op 2700m voor de zonsopgang. Gezien het weer van de vorige dag hadden we er een hard hoofd in, maar onverwachts keken we toch naar een heldere sterrenhemel. Blijkbaar waren we niet de enige, want het was bijna filerijden naar boven zo midden in de nacht. Mooi uitzicht op de Bromovulkaan met de zonsopgang. Wel erg koud zo in de wind. Vervolgens gingen alle toeristen weer in hun 4×4 naar de kraterwand. Met een paardje (zat inclusief de excursie die we geboekt hadden, al bleek dat later alleen enkele reis te zijn) een stuk over het lavazand en daarna met een steile trap naar boven. Bovenop kijk je dan zo in de actieve vulkaankrater. Wel apart, al zie je alleen maar de zwaveldampen. Gelukkig stond de wind in de juiste richting. Uit het feit dat de meeste toeristen terugliepen i.p.v. per paardje naar de parkeerplaats, kon je opmaken dat zij hetzelfde toertje geboekt hadden. Eenmaal weer vertrekkend uit Bromo was het ineens weer zwaarbewolkt.

In het straatbeeld van Indonesië tref je veel ongevraagde Verkeersregelaars aan. Je ziet ze met name op plaatsen waar je kunt parkeren. Sommige zwaaien alleen wat met hun armen, maar de serieuze hebben een fluitje, vlaggetje en sommige zelfs een soort uniform. Rijk worden ze er niet van, aangezien ze meestal maar 1000 rupies per keer krijgen. Blijkbaar een gewoonte hier. Bij slingerweg bijzonder fenomeen. Bij de vele (scherpe) bochten zie je mensen staan die met handgebaren lijken het verkeer te waarschuwen voor tegenliggers, maar in de praktijk gewoon aan het bedelen zijn en helemaal niet proberen te helpen en doorgaans niet eens op het verkeer letten. Heel bizar en best wel lachwekkend. Je ziet ook oude mensen, kinderen en zelfs hele gezinnen langs de weg zitten gebaren. Het schijnt dat dit er al generaties lang zo aan toe gaat. Verderop in een file terechtgekomen, veroorzaakt door een ongeval. Ook al stonden we stil in file toch werden we links (via de berm) en rechts ingehaald. De rijstrook voor de tegenliggers was spontaal veranderd in een busbaan, met het gevolg dat bij de eerste de beste tegenligger het verkeer in twee richtingen muurvast kwam te staan.

Volgende hotel viel wat tegen. Van een stofzuiger hadden ze blijkbaar nog nooit gehoord en in sommige kamers liepen kakkerlakken rond. Door naar Malang, waar we een stadswandeling gemaakt hebben, langs huizen en gebouwen van oorspronkelijk Nederlandse (koloniale) architectuur. De straat met de meeste Nederlandse villa’s heet nu de Millionaires Row en lijkt wel het Beverly Hills van Indonesië te zijn geworden. Smogwandeling zou een betere term zijn geweest en door de herrie van het verkeer kon je elkaar nauwelijks verstaan. Ook waren de Nederlandse ontwerpers blijkbaar de trottoirs vergeten. Nog even een koffiebroodje gekocht bij de Hollandse Bakker. Een broodje kroket kun je hier trouwens ook krijgen. Lange rit naar Bali. De (enigszins verroeste) ferry voer in slechts 45 minuten van Java naar Bali. Eenmaal Bali vallen gelijk de vele Hindu-tempeltjes op. Ieder huis heeft er wel een. Overnacht in Ubud. wel leuk plaatsje, maar behoorlijk toeristisch. O.a. de Mandala Wisata Wanara Wana (ook het heilige apenbos genoemd) bezocht waar – niet geheel verrassend – heel veel apen verbleven. Mooi park.

Een tochtje door Oost-Bali gemaakt op weg naar. Onderweg nog gestopt bij een kruidentuin, die maar net zo groot bleek te zijn als de bijbehorende souvenirwinkel. Ook nog een paar Hindoetempels bezocht. In de actief in gebruik zijnde Tirta Empul (heilige water) Tempel vond net een ceremonie plaats en werd gebaden in het heilige water. Apart gezicht. De Kehen Tempel was daarentegen geheel uitgestorven. Zonder Sarong (omslagdoek om de benen te bedekken) mochten we niet naar binnen, maar toevallig waren er allemaal verkopers bij de ingang die ze wel aan ons wilden verkopen. Na ze vriendelijk genegeerd te hebben, bleek je ze bij de kaartverkoop gratis kon lenen. Mooie tempel trouwens. Iets verderop was het bij een onbekende tempel een drukte van belang. Toch maar even gestopt om polshoogte te nemen. Er bleken in de tempel hanengevechten plaats te vinden in het kader van een driedaags festival. Gadegeslagen door honderden uitzinnige gokkers en fans, gingen de hanen – gewapend met scheermesjes op de poten – elkaar te lijf. Je waant je net in een of andere Rambo-film. Het bloed van de hanen werd gebruikt om geofferd te worden in de tempel. Na een bezoek aan een soort Museumdorpje (Penglipuran), verkoeling gezocht op het strand van Pangdanbai.

Bali is toch wel anders dan Java. Zo is het grootste deel van de bevolking op Java Moslim, terwijl er op Bali voornamelijk Hindoes wonen. Het Hindoeisme gaat samen met heel veel tempeltjes (elk huis heeft er wel een) en offering rituelen. Daarnaast is er veel minder verkeer en lijkt de sfeer iets meer ontspannen. Hotel in aan het strand. Vroeg op (06:00) om de veerboot naar Lombok te pakken. Deze zou om 07:30, maar van ervaringsdeskundigen vernomen dat dat soms ook wel een kwartier eerder zou kunnen zijn. Op tijd op de boot, die uiteindelijk pas om 07:50 vertrok. Vier uur varen in de brandende zon en met luide muziek. Op Lombok door naar Senggigi waar het hotel aan het strand en mijn kamer aan de drukke weg lag. Maar laten verhuizen naar een kamer met zeezicht. Voor de kust van Lombok, liggen de Gigi-eilanden waar het mooi snorkelen is met veel koraal en redelijk wat vissen. Ook nog verschillende zeeschildpadden gezien. Bij de laatste snorkel-locatie zat je te snorkelen tussen plastic en ander zwerfafval. Daar wel weer heel veel vissen (die daar waarschijnlijk op af kwamen). Ook Lombok zelf verkend. Mooie natuur. Lunch met uitzicht op vulkaan, waterval, bossen en de zee. Alleen jammer van de zwarte deeltjes die overal neerdwarrelden vanaf de actieve vulkaan. Onderweg bij een knoflook-dorpje was iets van een dorpsevent gaande, dat net afgelopen bleek toen we aankwamen. Aan ons werd een bijdrage gevraagd voor de dorpsgemeenschap, waarna de optredende verklede kinderen voor ons poseerden. De 3,5 euro bijdrage bleek genoeg te zijn om de doorgaande weg af te sluiten en een deel van de soort krijgersdans vol trots voor ons opnieuw op te voeren. Dit onder belangstelling van een horde enthousiaste dorpsgenoten. Erg leuk. Zoals het hoort ook nog een dorpje van de oorspronkelijke bewoners van Lombok bezocht. Erg primitief en zonder stroom en water.

Erg vroeg op om het vliegtuig van 07:00 uur naar Bali te pakken. Nogal rommelige checkin bij Batavia Air, waarna we geschreven boarding passen kregen, met verkeerd gespelde namen en zonder vluchtnummer, bestemming of stoelnummer. Het – uiteraard – vertraagde Fokker 50 vliegtuig deed er nog geen 25 minuten over van Mataran naar Denpasar. Comfortabel hotel aan zee in Legian (boven Kuta) genomen en daar vooral uitgerust. Heel veel toeristen (met name uit Australië) en geen gebrek aan luide muziek vanuit de bars langs het strand en een groot podium op het strand. Vlucht vanuit Bali naar Bangkok duurde een uur langer dan verwacht, aangezien ik het tijdsverschil van een uur vergeten was. Hele goedkope vlucht met Air Asia, de belangrijkste prijsvechter van Zuid-Oost Azië. Voor 5 euro extra kon je zelf een zgn. Hot Seat uitzoeken op de eerste zes rijen en bij de nooduitgang. In de praktijk heb je alleen op rij 1 echt meer beenruimte en zit op alle andere rijen met je knieën zo ongeveer in je nek. Blijkbaar wisten meer mensen dat, want alleen op rij 1 zaten mensen en de 5 rijen erachter (evenals de seats na mij) waren leeg en de rest van het vliegtuig zat praktisch vol. Wie probeerde op een stoel in de lege rijen te gaan zitten, werd door het cabinepersoneel gelijk weggestuurd.

THAILAND

Gezien de ontwikkelingen in Bangkok zie hier en hier (een week geleden is daar de noodtoestand daar van kracht), gekozen voor een hotel vlak bij de rivier uit de buurt van de 20.000 Red Shirt demonstranten die zich o.a. in het zakencentrum hebben verschanst. Vanuit het hotel konden de bezienswaardigheden die ik wil gaan bezoeken in de oude stad per boot (river ferry) over de rivier bereikt worden, wat veiliger was en met de verkeersdrukte vaak nog sneller ook. Blijkbaar hadden andere toeristen dat ook ontdekt, want in het straatbeeld zag je nauwelijks toeristen terwijl je ze wel op de boten zag. In het Grand Palace en omgeving nog best wel veel westerse toeristen, hoewel met merendeel georganiseerd reisde. Op andere plekken – zoals in het populaire Chinatown – was het aantal westerse toeristen echter op een hand te tellen. Het lopen door de (overdekte) winkelstraat van Chinatown is op zich ook al een belevenis. Er zijn heel veel kraampjes en winkeltjes, maar het looppad daartussen is niet meer dan 1,5 meter breed. Op dat pad krioelt het van de shoppers die zich er doorheen wringen. Daarnaast zijn er nog de mobiele verkopers die met karretjes volgeladen met spullen (met name etenswaren) zich ook nog op het pad begeven. Ook moet je opletten dat je niet per ongeluk op een midden op het pad languit op de grond liggende bedelaar stapt. Vanaf een hoger gelegen tempel mooi uitzicht over de stad. Vanaf mijn hotelkamer op de 17e verdieping echter nog veel verder uitzicht.

In de oude stad was echter niets te merken van de gespannen sfeer in andere delen van de stad. Sterker nog, tijdens de eerste twee dagen sightseeing geen demonstrant, oproerpolitie of ordertroepen gezien, ook niet in of rond het centraal station. Pas tijdens een taxirit terug naar het hotel (route kwam in de buurt van het zakencentrum) oproerpolitie en militairen gezien die de kruispunten in gaten hielden. In het demonstratiegebied zelf kun je niet zomaar terecht komen, aangezien zowel de demonstranten als de ordetroepen de toegangswegen hebben gebarricadeerd. Rijdend langs een eindeloos lijkende rij geparkeerde politiebusjes en legervoertuigen werd wel weer duidelijk dat je in die wijk als toerist ook niets te zoeken hebt. Bij het Victory Momument – waar twee weken eerder nog een veldslag plaatsvond tussen demonstranten – ook geen demonstrant te zien. Wel veel politie, gewapende militairen en panservoertuigen, dus ook daar maar weer snel vertrokken.

Prettig is dat in de stad de taxi’s met een meter rijden en dat je niet elke keer moet onderhandelen over de ritprijs. Per taxi naarhet station en verder met de trein naar Ayuthaya gegaan, wat op 1,5 uur reizen van Bangkok ligt. De Thaise dame die naast mij zat toonde wel erg veel belangstelling door gelijk na twee minuten conversatie naar mijn e-mailadres te vragen (na alleen kort te hebben gevraagd waar ik vandaan kwam en wat voor werk ik deed). Op het aankomstperron al gelijk een toeristeninformatie kraampje, waar de dame – ongevraagd – alleen vertelde dat een tuktuk 200 bath per uur kostte. Later bleek dat ze van de toeristenpolitie was en toeristen waarschuwde voor tuktuk drivers die meer vroegen dan de in de stad formeel afgesproken prijs. In de stad zijn heel veel bezienswaardigheden, die vaak toch wel een stuk van elkaar afliggen. Het is dan wel handig om iemand bij je te hebben die de mooiste plekken kent en je daar naar toe brengt, op je wacht, en je daarna naar de volgende plek brengt. Ook al is het voor Thaise begrippen wat aan hoge kant, voor de 5 euro per uur is het toch wel makkelijk. Best wel wat toeristen hier: het leken er wel meer dan in Bangkok. Vanuit Aythaya wilde ik nog even naar het zomerpaleis dat er niet zo ver vanaf zou moeten liggen. Treinticket gekocht. Bleek al bij de volgende stop te zijn, maar toen de trein hard doorreed bij het station en dat daarna nog zeker een half uur bleef doen, kreeg ik toch een vaag vermoeden dat ik in de verkeerde trein zat. Toen de buitenwijken van Bangkok in zicht kwamen maar even naar de conducteur gelopen die bij het instappen mijn kaartje nog had gecontroleerd. Dit keer zette hij maar even zijn leesbril op, waarna er een “oeps”-momentje was. Ben benieuwd of hij de kaartjes van de andere reizigers wel zonder bril kon lezen.

MALEISIE

Verblijf in Bangkok maar wat verkort en eerder dan gepland naar Maleisië gereisd: naar Georgetown op het eiland Penang. Taxi’s hanteren een vast tarief (je betaald vooraf bij een taxidesk) vanaf het vliegveld naar plaatsen op het eiland, maar vreemd genoeg was de rit terug naar het vliegveld 20% goedkoper als die vanaf het vliegveld. Erg heet en benauwd: de luchtvochtigheid bedroeg soms wel 96%!. De meeste bezienswaardigheden (Chinatown, Little India, Fort Cannings) waren op loopafstand en dat was maar goed ook met die brandende zon. Ook nog een tempel buiten de stad bezocht. Met een lokale bus (met WiFI) er naartoe. Tempel lag op een heuvel en onderweg naar boven ergens zeker een liter zweet verloren. Naast de tempel hadden ze een nieuw soort tempel gebouwd, waar je met een soort cabelcar naar toe kon. Bleek echter maar een heel klein stukje te zijn (met de trap was je sneller boven). Voor de terugweg was het nog behoorlijk zoeken naar de bushalte, aangezien er nergens iets aangegeven stond. Dagtochtje naar het eiland Langwali gemaakt, waar je met een draagvleugelboot naartoe kunt. Het mooiste aan Langwali is eigenlijk de omgeving (archipel) waarin het eiland ligt. Het eiland zelf is niet zo heel bijzonder. Veel toeristen gaan er naartoe om dat je er tax free kunt winkelen.

Met Air Asia (ticket voor slechts 25 euro) naar Kuala Lumpur gevlogen. Je komt dan niet aan op KLIA (Kuala Lumpur International Airport), maar op KLCC. KLCC ligt aan het andere uiteinde van de landingsbanen is de low cost carrier terminal. Dat is te merken ook, want het lijkt te liggen in de middle of nowhere, er zijn geen slurfen en via een met golfplaten overdekte pad loop je naar de (kille) aankomsthal. Na het oppikken van de bagage per bus (50 minuten) naar Kuala Lumpur. Onderweg noodweer met zware onweersbuien en vrijwel geen zicht. Op de snelweg hebben veel mensen hun auto aan de kant gezet totdat het weer opklaart. Kuala Lumpur is een hele drukke stad met veel te veel verkeer (en de bijbehorende smog), waar – zelfs een stuk minder dan in veel andere Aziatische steden – geen rekening gehouden is met voetgangers. Gelukkig wel een goed metro en monorail systeem. Voor de (vele) toeristen zijn er wel een paar bezienswaardigheden, maar de meeste toeristen vindt je in een van de vele shopping malls. Zelf nog even naar Low Yat Plaza, een van de grootste IT shopping malls in Azie. Ook daar heel erg druk. Uiteindelijk alleen maar een goedkoop geheugenkaartje aangeschaft. Het beste uitzicht in de stad heb je vanaf de KL Tower (421m hoog), die men de laatste jaren heeft omgebouwd als pretpark. Bij het (verplichte en dure) all in ticket zat behalve een tripje naar het observation deck, o.a. een of andere dansvoorstelling. Vanaf het observation deck wel een erg mooi uitzicht over de stad. De rest van de activiteiten maar overgeslagen. Boegbeeld van de stad zijn uiteraard de indrukwekkende 452 meter hoge Petronas Towners. Je kunt er naar boven naar de skybridge op de 41 verdieping (het torens zelf hebben 88 verdiepingen). Drie kwartier voor openingstijd waren er al een stuk of 200 mensen voor me in de rij naar boven en dus maar weer snel vertrokken. Door de taxi mafia in de stad is het voor toeristen erg moeilijk om een taxichauffeur te vinden die zijn taximeter aan wil zetten, hoewel er op de deuren van alle taxi’s staat dat het een metertaxi is en dat er niet over de prijs mag worden onderhandeld.

Dagtochtje naar Malaka gemaakt. Aangekomen bij het busstation in de stad, bleek deze geheel verlaten te zijn. Wat omstanders wisten te melden dat het gerenoveerd wordt en dat het busstation naar elders verplaatst was. Het makkelijkst kon ik er per taxi komen (volgens de toegesnelde taxichauffeur). Helaas werkte zijn meter niet (hoewel verplicht), maar voor een prijs die 20x die van de metro was wilde hij mij er wel naar toe brengen. Dus maar naar het naastgelegen metrostation gegaan en daar de metro naar het verplaatste busstation genomen. Dat bleek aan de rand van de stad te liggen (naast een metrostation) op de parkeerplaats van een groot stadion. Kaartverkoop vond plaats in grote partytenten, waar je door touts van de (vele) busmaatschappijen werd verwelkomt. Maar de eerste genomen die vertrok (1,5 uur later dan gepland). Comfortabele bus met heel veel beenruimte. Aangekomen in Malaka aangekomen bleek de bus niet in de buurt van het centrum te stoppen. Maar overgestapt op een lokale bus die 10 jaar geleden waarschijnlijk al was afgeschreven. Malaka zelf heeft ook nog wat Nederlandse invloeden, die het duidelijkst terug te vinden zijn in het oude centrum met het “RaadHuys” (wat ze hier het “Red House” noemen). Leuk om even rond te kijken, maar na een paar uur het je het qua bezienswaardigheden echt wel gehad.

In Kuala Lumpur naar de kapper geweest, aangezien dat na vijf weken hoognodig was. Was wel even een bijzondere ervaring, maar het lijkt goed te zijn gegaan. Vanuit Kuala Lumpur rijdt er een trein non stop naar KLIA airport in een half uurtje en heel handig kon je al op het centraal station van Kuala Lumpur inchecken en je bagage afgeven.  

FILIPPIJNEN / FILIPIJNEN

In 3,5 uur gevlogen naar Manila. Daar lange rijen voor de paspoortcontrole. Gelezen dat je erg grote kans hebt dat je wordt opgelicht als je vanaf het vliegveld een taxi met een meter neemt en daarom maar een zgn. coupon taxi genomen die vaste tarieven per bestemming rekenen. Deze zijn een stuk duurder, maar zijn wel veiliger en je weet dan tenminste waar je aan toe bent. Vanaf het vliegveld tot aan het hotel was het filerijden, iets waar Manila berucht om is.

Bij de eerste kennismaking met Manila heb je niet gelijk de indruk dat je in Azië zit. De Spaanse invloeden (o.a. kerken, koloniale gebouwen, ommuurde binnenstad) doen je eerder denken aan een Midden-Amerikaans land. Belangrijkste bezienswaardigheid is de nog grotendeels ommuurde binnenstad (Intramura genoemd), compleet met fort en kathedraal. Wel aardig om doorheen te lopen, over de muur te wandelen en Casa Manila (een klassiek huis van een welgestelde familie, compleet met authentieke inrichting) te bezoeken, maar na een paar uur heb je het echt wel gezien en heb je eigenlijk genoeg van paard en wagens en fietstaxi’s die je door de (makkelijk bewandelbare) binnenstad willen leiden. In het oude centrum veel politie op straat om toezicht te houden.

Heel vroeg op om een Jeepney naar het busstation te pakken. Een Jeepney is in de Filippijnen het belangrijkste lokale openbaar vervoersmiddel. Het zijn van oorsprong omgebouwde Amerikaanse legerjeeps, maar tegenwoordig zijn er autofabrieken die ze speciaal bouwen. Achterin heb je twee banken aan de zijkanten waarop je in totaal minimaal 12 mensen op kwijtkam (maar meestal meer). De kwaliteit verschilt, maar exemplaren met gaten in de vloer waardoor je het wegdek kan zien zijn niet ongebruikelijk. Behalve een voorruit zitten er geen ramen in en deuren kom je heel soms tegen. Wel zijn ze doorgaans heel kleurrijk beschilderd en hebben een grote toeter/ hoorn op de motorkap. Aangekomen op het busstation overgestapt op een comfortabele lijnbus (soort touringcar). Het busstation uitrijdend gelijk in een file terechtgekomen, die twee uur later eindigde toen we bijna op onze eindbestemming waren. Aangekomen bij Lake Taal, weer overgestapt in een Jeepney, die ons al zigzaggend door het verkeer ons in de buurt van het kratermeer bracht. Daar een bootje genomen die ons naar een eiland op het kratermeer voer, waar ook weer een vulkaankrater was met daarin een meer van 2 km doorsnee. Om dat meer te kunnen zien, moest je wel eerst de vulkaan beklimmen. De tocht naar boven was wel even zweten en doorbijten onder de brandende zon en 37 graden door deels mul zand. Boven aangekomen gelukkig wel erg mooi uitzicht.

In een wijk in Manila geweest, die de varkenswijk bleek te zijn. Overal zie je daar varkens op spit die blijkbaar op bestelling worden geleverd voor feesten en andere gelegenheden. Daar in de buurt ook de Chinese begraafplaats bezocht. In eerste instantie waan je je in een grote woonwijk compleet met straten en huizen, maar de huizen bleken allemaal graven te zijn. Veelal voorzien van airco, toilet en zithoek voor de bezoekende familie. Doet nogal vreemd aan. Vertrekkend uit Manila in een lijnbus richting Banaeu, komen we in een grote file. Spontaan veranderde de tweebaansweg voor ons in een vierbaansweg, waar zowel de vluchtstrook als de middenberm als rijstrook werden gebruikt. Er bleken twee vrachtwagens op elkaar te zijn geklapt, maar de file bleek veroorzaakt te worden doordat de vier banen weer terug moesten naar twee om er langs te kunnen. Ruim 1,5 vertraging was het gevolg en daarom pas ‘s avonds aangekomen in Banaue. De omgeving van Banaue staat bekend om de mooie rijstterrassen, waarvan die van Batad de bekendste is en op de werelderfgoedlijst van UNESCO staan. Met een jeepney vanuit het dorp er naartoe gegaan en daar onder leiding van een gids een wandeltocht gemaakt die 3 a 4 uur zou duren, maar in de praktijk bijna 7 uur in beslag nam. Het was een pittige wandeling met heel veel trapjes en smalle richeltjes waar je overheen moest zonder de terrassen te beschadigen. Terug naar de parkeerplaats lopend kregen we ook nog even een flinke stortbui over ons heen. De inspanning was erg de moeite waard. De 2000 jaar oude rijstterrassen liggen in de vorm van een groot amfitheater tussen de bergen. Terug naar boven lopend flinke onweersbuien en daardoor glibberige paadjes en drijfnat.

In de jeepney terug rijdend naar het dorp, kwamen we in een flinke opstopping terecht. Het leek in eerste instantie om een flinke aardverschuiving te gaan waardoor de weg was deels weggeslagen en op het overgebleven deel tot zeker 4 meter hoog rotsblokken lagen. Bij navraag bleek men echter de weg aan het verbreden te zijn en had men “iets” te veel dynamiet gebruikt om een stukje rots op te blazen. Gevolg was de de volledige 30 meter rotswand naar beneden was gekomen. Aangezien het de enige doorgaande weg in het gebied, was het dus wachten tot we er weer langs konden. Een paar ongeduldige lokalen gevolgd door een groepje toeristen klommen over de rotsblokken, niet door hebbend dat men aan de andere kant van de versperring net bezig was met het plaatsen van dynamiet onder die rotsblokken. Ging gelukkig goed. De vele andere wachtten maar geduldig op afstand totdat men de grootste rotsblokken waren opgeblazen en men (iets wat bijna leek op) een voetgangersdoorgangetje. Na het sein veilig mochten we in tweetallen langs de versperring klauteren. Dat was op z’n zachts gezegd wel een avontuurlijke onderneming. Aan de andere zijde een aldaar gestrande jeepney terug naar het dorp genomen.

Vanuit Banaue wilden we per jeepney naar Sagada, maar deze bleek gestrand te zijn aan de andere zijde van de weggeslagen weg. Pas toen er weer een doorgang voor het verkeer was gecreëerd, konden we op weg. Mooie route door de bergen. Onderweg nog even rondgekeken in Bontoc. Sagada zelf bleek maar een dorpje te zijn. ‘s Avonds was vrijwel alles gesloten en donker, inclusief restaurants. Het enige geopende restaurant had een grote kaart, maar de meeste gerechten en dranken daarin bleken ze niet te hebben als je ze wilde bestellen. In het hele dorp bleek bovendien geen flesje bier meer te krijgen, omdat deze al enige tijd niet aangeleverd waren. Sagada is vooral bekend om de hangende doodskisten, die aan de bijzonder gevormde puntige rotsen hangen. Apart gezicht. Ook kun je er grotten bezoeken, waaronder de grootste van het land. Vroeg vertrokken met de lijnbus naar Baguio. Lange rit van vijf uur door mooi landschap. Veel afgebrokkelde rotsblokken op de weg. Baguio bleek een onaantrekkelijke stad te zijn en daarom maar gelijk doorgereisd. De eerstvolgende bus die we konden nemen vertrok om 15:00, maar eenmaal vol wilde de chauffeur al om 14:15 vertrekken. Onze bagage zat al onderin de bus en gelukkig waren we net op tijd terug bij de bus. Weer een lange rit van vijf uur naar Vican City, waar we pas ‘s avonds aankwamen. Aangezien de enige uitgaande vlucht de volgende ochtend vertrok, was de enige kans om in het stadje rond te kijken om 06:00 ‘s morgens. Was wel erg de moeite waard. Het is de best bewaarde koloniale stad in Azie en door de Spaanse invloeden waan je je een beetje in Cuba.

Nog twee uur naar het noorden gereden om in Laong het vliegtuig naar Manila te pakken. In Manila nog snel even de jeepney fabriek bezocht. In feite was het meer een werkplaats, aangezien ze daar allemaal worden samengesteld met onderdelen die ter plekke op maat worden gemaakt. Alleen de (Japanse) motor is standaard. Daar werden we ook met de andere zijde van Manila geconfronteerd. Net buiten het terrein lag een grote vuilnisbelt, met daarop veel mensen die spullen tussen het vuilnis aan het zoeken waren terwijl de vuilniswagens af en aan reden. Ook stonden er hutjes op en vlak langs de vuilnisbelt waar gewoon complete gezinnen in bleken te wonen. Hoewel je weet dat het bestaat, is het toch wel even schokkend om dat van dichtbij te zien. Vanuit Manila per vliegtuig naar het eiland Coron gevlogen. Overnacht in Busanga. Ons hotel was overboekt, zodat we het moesten doen met een kamer (lees: krot) op een pier in de buurt. Wel een mooie locatie en uitzicht op zee, maar hele dunne rieten wandjes (je kon iemand twee kamers verderop nog horen ademen en snurken) en toen we ‘s avonds naar de kamers terugliepen kruisten twee ratten nog ons pad. Coron zelf is een heel mooi eiland, omringt door vele paradijselijke eilandjes die je met een boottochtje kunt bezoeken. Dat alles omringt door heel helder azulblauw water en witte strandjes. sommige eilandjes hebben ook mooie kratermeertjes. Het mooiste ligt echter onder water. Al snorkelend zie je daar heel erg mooi onaangetast kleurijk koraal. Doordat er gevist wordt met dynamiet, is in andere gebieden veel koraal verwoest.

Per ferry van Coron naar het grotere eiland Palawan. Hoewel de ferry op tijd vertrok, lagen we na een paar minuten al weer stil: Er moest gewacht worden op toestemming van de kustwacht. Deze had blijkbaar geen haast, want het duurde bijna een uur voordat ze aan boord kwamen. Door een communicatie probleempje tussen de bemanningsleden van de ferry, voer de ferry per ongeluk over het bootje waarmee de beambten waren aangekomen en hadden het bijna tot zinken gebracht. Nadat de beambten vertrokken waren, was het nog 7 uur varen. Gelukkig we door een erg mooie omgeving en over rustig water. Overnacht in El Nido in een hotel met kamers met uitzicht op zee (die bij hoog water maar 10 meter verderop lag). Voor de kust ligt de Bacuit Archipel. Erg mooi. De eilanden daar zijn echte bounty eilanden. Door de rotsformaties, grotten, lagunes en de vele verborgen baaitjes, lijkt het net of je een of andere piratenfilm binnenstapt. Heel apart. Ook weer veel gesnorkeld. Wat minder mooi koraal, maar wel heel veel vissen. Niet alle vissen waren even enthousiast over ons bezoek: sommige zwarte visjes beukte tegen je aan en beten ook. Leuker was het op andere plekjes waar de vissen naar je toekwamen, je echt aanstaarden en af en toe tegen je duikbril tikten. Erg grappig, al is het wel even benauwend al dat er heel veel tegelijk zijn waardoor je bijna niets meer ziet.

Anders dan gepland, reisden we naar Taytay met een lokale bus. In de bus die we wilden nemen bleek niet voldoende plaats voor ons te zijn (er zaten ook al 10 mensen op het dak) en dus moesten we wachten op de volgende. Deze kwam een half uur later dan gepland en puilde nog meer uit dan die al vol zat. Ook zaten er nog zeker 30 mensen op het dak. Desondanks bleek er toch nog plek voor ons te zijn, al waren het de slechtste zitplaatsen die je maar kunt voorstellen: achterin en op plankjes die gemaakt waren op de plek waar je normaal een soort middenpad heb. Nadat onze bagage tussen de kippen op het dak was geplaatst en wij naar onze “zitplaatsen” waren geklommen, konden we vertrekken. In de bus bleken de banken nog dichter op elkaar geplaatst te zijn dan gebruikelijk, zodat zelfs ik (1,79m) mijn knieën niet kwijt kon. Iets breder zitten was er ook niet bij, aangezien ze maar liefst 6 personen op 1 rij wisten te proppen. Erg snel ging de rit niet, omdat je op elke willekeurige plek op de route kon in en uit stappen en er hier en daar nog wat vracht werd opgehaald en afgeleverd. Ook had de motor er wat moeite mee om de heuveltjes op te komen met zoveel gewicht. Het was uberhaubt een wonder dat de bus niet door z’n assen zakte. Onderweg bleek dat we nog mazzel hadden, aangezien de eerder vertrokken bus met pech langs de weg stond.

Door de late aankomst in Taytay, alleen nog tijd voor een klein boottochtje. Daarbij een klein eilandje aangedaan dat midden in beschermd gebied ligt en bewoont wordt door een paar opzichters en onderzoekers. Als eerste toeristen mochten we er ook even rondom snorkelen in een gebiedje waar men grote schelpen kweekte (tot ruim 40 cm lang). Terug in Taytay ook nog een Spaans zeefort bezocht, dat opvallend goed bewaard was gebleven. Met een weer meer dan volle lokale bus verder gereisd naar Sabang. Deze rit duurde ook weer langer dan verwacht, o.a. doordat regelmatig goederen op het dak werden geladen en gelost. Het water uit de bakken vis op het dak lekte af en toe, zodat je maar beter niet teveel naar buiten moest leunen.

Aangekomen in Sabang bleek ons resort een krottenwijk te zijn. De hutjes op palen die 5 euro per nacht bleken te kosten, waren toch wel even anders dan die wij gereserveerd hadden. Bovendien zaten onder mijn hutje broedende kippen en een haan, wat de nachtrust nou niet bepaald ten goede zou komen. Na te hebben geklaagd, alsnog ondergebracht in het complex waar we eigenlijk hadden moeten zitten. Sabang is bekend om de ondergrondse rivier, die volgens de lokale VVV tot de 7 wereldwonderen behoren. Nogal massatoerisme door de vele dagjesmensen. Eerst met een bootje over zee naar de ingang en aldaar overgestapt op een bootje om over de rivier te varen nadat we van een zwemvest en helm voorzien waren. We hadden het laatste bootje van de dag, waardoor het relatief rustig was. De grot invarend gelijk veel kabaal van de honderden spechtjes die er rondvlogen. Ook hingen er heel veel vleermuizen. Aan de gids achterop de boot had je niet veel. Enerzijds omdat je hem niet kon verstaan en anderzijds omdat hij alleen vertelde waar de vele rotsformaties op leken (dinosaurus, boze man etc.) is plaats van informatie over de rivier en de grot. Desondanks toch wel erg mooi.

De hutjes op palen die 5 euro per nacht bleken te kosten, waren toch wel even anders dan die wij gereserveerd hadden. Bovendien zaten onder mijn hutje broedende kippen en een haan, wat de nachtrust nou niet bepaald ten goede zou komen. Na te hebben geklaagd, alsnog ondergebracht in het complex waar we eigenlijk hadden moeten zitten. Sabang is bekend om de ondergrondse rivier, die volgens de lokale VVV tot de 7 wereldwonderen behoren. Nogal massatoerisme door de vele dagjesmensen. Eerst met een bootje over zee naar de ingang en aldaar overgestapt op een bootje om over de rivier te varen nadat we van een zwemvest en helm voorzien waren. We hadden het laatste bootje van de dag, waardoor het relatief rustig was. De grot invarend gelijk veel kabaal van de honderden spechtjes die er rondvlogen. Ook hingen er heel veel vleermuizen. Aan de gids achterop de boot had je niet veel. Enerzijds omdat je hem niet kon verstaan en anderzijds omdat hij alleen vertelde waar de vele rotsformaties op leken (dinosaurus, boze man etc.) is plaats van informatie over de rivier en de grot. Desondanks toch wel erg mooi.

Met een gammele kruising tussen een jeepney en een truck naar Puerto Princessa gereisd. Daar bleek niet al te veel te beleven te zijn, maar is culinair gezien wel de beste plaats op het eiland. Heerlijk gegeten en veel tijd op terrasjes doorgebracht onder genot van verse fruit shakes en cheesecake. Het vliegveld van Puerta Princessa bleek op loopafstand van het hotel te zijn (net als de landingsbaan) . Nogal chaotische in check, waarna we meer bagagelabels hadden dan ingecheckte tassen. In het vliegtuig had een personeel een quiz bedacht om de passagiers wakker te houden en wie als eerste het antwoord wist, kon nog leuke prijsjes winnen ook. Erg vermakelijk. Na een uur vliegen aangekomen in Cebu en daar gelijk en gelijk naar de haven gegaan voor de boot naar Tag. Het bleek een snelle draagvleugelboot te zijn, die ons in minder dan twee uur naar het eiland Bohol bracht. Op het vliegveld en op de boot gratis WiFi, iets wat je hier ook in veel hotels, restaurants en sommige malls hebt.

Bustourtje gedaan over het eiland Bohol. Stuk toeristischer dan de meeste andere plekken waar we geweest zijn. Was wel even wennen. Eerst langs een sanctuary voor Tarsiers (bij ons beter bekend als Spookdiertjes) geweest. Dit zijn een soort aapjes met hele grote ogen. In werkelijkheid bleken het hele kleine diertjes, niet veel groter dan je hand maar die wel in staat zijn om sprongen van 5 meter te maken. Erg leuke diertjes om te zien. Daarna de Chocolate Hills bezocht. Dat zijn met gras begroeide ronde heuveltjes. Naarmate het minder regent kleuren ze bruiner. Op zich wel een leuk gezicht al die heuveltjes in het landschap waar buiten gras niets op groeit. Lunch kregen we op een grote toeristenboot, waarbij je dan gelijk een klein tochtje maakt over de Loboc river. Op zich wel aardig in een mooie omgeving,maar organisatorisch gezien krijg je wel het Efteling gevoel. Heel erg toeristisch allemaal. Op weg naar de boot wordt je entertained door een bandje en op de boot wordt je beziggehouden door een zingende artiest met keyboard, om er zeker van te zijn dat je niet wordt afgeleid door de mooie natuur waar je doorheen vaart. Helemaal in Efteling stijl vaar je dan ook nog langszij bij een stijger, waar je dan nog naar een optreden kan kijken van de plaatselijke folklore dans en zanggroep. Wel weer snel daarna doorvaren, zodat de boot achter ons kon aanmeren. Na daarna nog een grote souvenirsshop en een bandje te hebben genegeerd, weer in de bus gestapt en nog wat andere toeristische attracties bezocht.

De laatste dagen van de reis uitgerust in een resort op het Eiland Pangalao, waar je je overdag alleen maar druk hoefde te maken over op welk terrasje je ging ontbijten, lunchen, dineren en welke coctails je nu weer zou nemen. Erg leuk waren ook de verschillende bandjes die bij verschillende strandtenten ‘s-avonds optraden. Keerzijde van zo’n plek is wel dat je oude en hele dikke mannen ziet lopen met wel hele jonge Filippijnse meisjes (kon vaak hun kleindochter zijn) zag rondlopen, zoals je dat ook in o.a. Manila wel ziet. Toch nog wel even een bootje gehuurd en een onbewoond bounty eilandje bezocht en nog wat gesnorkeld bij een nabij gelegen rif. Erg mooi en heel veel vissen. Ook best wel grote die je af en toe echt aanstaren. Het gebied is ook populair bij duikers, die je dan schuin onder je af en toe ziet langskomen. Vanaf het eiland eerst terug naar Manila gevlogen en daarna in bijna 14 uur terug naar Schiphol.

 

Slideshow van mijn foto’s van de Filipijnen (1/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van de Filipijnen (2/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van Indonesië (1/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van Indonesië (2/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van de Kleine Sunda Eilanden (1/2):

 

Slideshow van mijn foto’s van de Kleine Sunda Eilanden (2/2):

 

© Roel de Gama