Route Zijderoute

Reisverslag Zijderoute: Kazakstan, China, Kirgizstan (Kirgizië), Oezbekistan en Turkmenistan

Kazakstan

Halfvol vliegtuig naar Alma Ata (Almaty). Daar ‘s avonds aangekomen. Hotel in Alma Ata had meer weg van een politiebureau. Per gammel liftje van 1 x 1,5 meter naar boven waar een streng ogende vloeropzichtster ons achter haar bureau al opwachtte. De kamer was eenvoudig Russische stijl ingericht met bedden nog uit de sovjet tijd. Wel een balkon van 1,5 meter diep, al liep die schuin af naar beneden. Hier had men ook een 24 uurs economie: ‘s nachts erg druk voor de deur met wat leek op drugtransacties, afgewisseld met een kleine vechtpartij. Alma Ata zelf was een vrij moderne stad. De oriëntatie is wat moeilijk, aangezien de straten nogal op elkaar leken en de stad vrij symmetrisch is aangelegd. Flink rondgelopen. Terechtgekomen bij de groene markt, die veel weg had van onze zwarte markt. Ook een grote hal met alleen maar slagers. Toen we daar foto’s aan het maken waren, werden we verjaagd door de politie. Ze dachten waarschijnlijk dat we van de Keuringsdienst van Waren waren. Verderop was het oorlogsmonument. Een vrij groot complex. Hier hingen redelijk wat politie en militairen rond. Die kan je niet missen, aangezien in hun pet een schotelantenne past. In hetzelfde park stond de kathedraal, waar de geestelijken het erg druk hadden met het dopen van mensen. Verder geen echte bezienswaardigheden in de stad. Nog wel langs de kabelbaan (buiten bedrijf), langs het olympisch schaatsstadion (was stuk kleiner dan verwacht) en langs nog een andere kathedraal (over het hoofd gezien) gelopen.

Om 22:40 de trein naar Urumqi gepakt. Deze vertrok vanuit een groot vrijwel uitgestorven station. We zaten in een 4 persoons coupe. Niet erg ruim, maar op zicht wel te doen. Wel erg heet, aangezien de airco niet aan stond. De airco bleek twee standen te hebben: uit of vrieskou. Redelijk geslapen. Volgende dag tot 13:00 een en al dorre vlaktes als uitzicht, met hier en daar wat huizen in the middle of nowhere. Waar de mensen van leefden was onduidelijk. Af en toe een stationnetje waar lokalen wat fruit, drinken en lokale vis probeerden te verkopen. Na 13:00 kwamen eindelijk wat bergen in zicht en zowaar een meer. Net toen ik een foto wilde kwamen twee politie-agenten het treinstel binnen en werd mijn fotocamera geconfisqueerd. Blijkbaar vond hij dat ik daar niet mocht fotograferen, maar waarom niet was onduidelijk. Hij liet een paragraaf in een boekje zien (in het Kazakhstaans) met blijkbaar de reden van in beslagname. Daarna liep weg met mijn camera, maar uiteraard bleef ik dicht in de buurt en probeerde duidelijk te maken dat ik mijn camera terug wilde. Het was wel duidelijk dat hij ons geld probeerde af te troggelen. Kazakhstaanse agenten en militairen zijn hiervoor berucht. Ondertussen had hij ook nog een fototoestel van een medereiziger te pakken. Nadat en onze begeleider en een Kazakhstaanse dame in burger (leek de bazin van de agent) zich ermee hadden bemoeid, kregen we de toestellen weer terug en hoefden we zelfs de fotorolletjes niet in te leveren. Later bleek dat hij een medereiziger een briefje had laten zien met daarop “$100” geschreven, het bedrag dat hij blijkbaar als “boete” wilde opleggen. Snel het rolletje eruit gehaald en verder maar geen foto’s meer in Kazachstan genomen.

Aankomst om 16:45 bij de grensplaats Druzhba, alwaar het lange wachten begon. Eerst de paspoortcontroleur met daarachter een man met een klein koffertje, waar na zorgvuldige bestudering van elk paspoort de paspoorten in verdwenen. Daarna moesten we de trein uit en werd de trein (met bagage en al) afgerangeerd om de onderstellen te wisselen. China heeft een namelijk een andere spoorbreedte dan Kazakstan. Na ruim 1,5 uur wachten kwam de trein weer terug en konden we verder rijden tot de volgende stop. Dat bleek vlakbij te zijn. De trein werd een zwaar bewaakt terrein op gereden. Het bleek de douane te zijn. Weer moesten we de coupe uit, zodat mannetjes met zaklampen en schroevendraaiers de coupe konden doorzoeken. Ook werden plafondpanelen losgeschroefd. Nadat de hele trein was doorzocht kwam de man met het koffertje weer en kregen we onze paspoorten terug. Laatste bezoekster was een Engelssprekende dame van de douane, die er gezellig bij kwam zitten. Ze wilde weten wat we van Kazakstan vonden en stelde tussendoor nog wat verborgen formele vragen. Om 20:40 (bijna vier uur later) werd het hek aan de andere kant van het terrein geopend en reden we Kazakstan uit.

China

Bij de grens met China (12km verderop) begon het hele circus weer overnieuw. Het vrij grote station we leuk gedecoreerd met kerstverlichting. In rijen van twee kwam een legertje beambten de stationstrap af gemarcheerd om in de trein te stappen. Chinees nr 1 kwam entry cards uitdelen die we moesten invullen. Chinees nr 2 wilde onze paspoorten zien. Even later Chinees nr 3. Die wilde ook onze paspoorten zien, net als de even later verschijnende Chinees nr 4. Chinees nr 5 kwam kijken of we de formuliertjes goed hadden ingevuld, die hij samen met onze paspoorten innam. Toen kwam Chinees nr 6 die blijkbaar onze bagage wilde controleren. Braaf lieten we haar de inhoud van onze dagrugzakjes zien, maar daar trapte ze niet in. Ook de grote tassen/ rugzakken moesten tevoorschijn komen. Bij de eerste werd de inhoud doorgespit, bij de tweede tas werd alleen een blik op de inhoud geworpen en bij de rest was een blik op de buitenkant voldoende. Daarna was het de beurt aan Chinees nr 7 die formuliertjes kwam uitdelen die we blijkbaar ook moesten invullen. Enig probleem was dat het alleen in het Chinees was. Chinees nr 8 (die alleen maar Chinees sprak) die de formuliertjes weer kwam ophalen, had nogal wat moeite om uit te leggen wat we in moesten vullen. Blijkbaar moesten we ook ons paspoortnummer invullen, die Chinees nr 5 echter juist had ingenomen. Maar wat ingevuld en dat bleek toereikend. Net voor middernacht kregen we onze paspoorten weer terug en konden we weer verder rijden. Ook konden we de WCs weer gebruiken die gedurende alle controles op slot waren.

Het tijdstip van aankomst in Urumqi was onduidelijk. Ergens tussen 07:00 en 10:00. Het werd 06:45. Het station van Urumqi oogde nieuw en was erg groot. Buiten aangekomen was ons busje nergens te bekennen. Eerst maar even ontbeten in een vaag tentje. Het eten stond al klaar, inclusief koude groente van de dag ervoor. Onze chauffeur alsnog gevonden. Deze sprak alleen Chinees, waardoor het even tijd koste om uit te leggen dat we nog langs een Bank of China wilden om geld te wisselen. Urumqi staat bekend als onaantrekkelijke industriestad en dat bleek ook wel te kloppen. Het centrum oogt vrij nieuw en modern, maar het gigantische gebied er omheen doet nogal troosteloos aan met fabrieken, bouwvallen en vooral veel smog. Geld wisselen duurde even, aangezien formulieren in viervoud moesten worden ingevuld en natuurlijk moesten worden gestempeld. Daarna op weg naar het Hemelse Meer. Bij het Hemelse Meer kennis gemaakt met het Chinese massa toerisme. Busladingen vol Chinezen waren ons voor, compleet met dezelfde gekleurde petjes voor de groepsleden, groepsleidsters met volg-vlaggetje en de onmisbare megafoon. Wij hadden een yurt (nomadentent) geboekt vlakbij het meer. Daar te komen was zo makkelijk nog niet, aangezien we ons vervoer bij de ingang van het parkgebied moesten achterlaten. Niet erg handig als je bagage hebt en nog zo’n 500m omhoog moet. Na flink inpraten op door onze begeleider en chauffeur mochten we alsnog doorrijden… tot de volgende controleposten. Daar weer dezelfde taferelen. Uiteindelijk toch nog bij onze yurt aangekomen.

Het Hemelse Meer ligt op bijna 2000 meter hoogte en is omringt door bergen, sommige van 3750 meter hoog. Erg mooi. De Chinezen namen en masse een boottochtje over het meer, dus dat ook maar uitgeprobeerd. Wel leuk, al hadden de Chinezen het drukker met het elkaar fotograferen dan te kijken naar de omgeving. Veel de Chinezen was erg genoeg vertier. Zo was er het in traditionele klederdracht op de foto gaan (sommige lieten een foto nemen met op de achtergrond een reclamebord van het Meer) tot en met het op de foto gaan met geitjes met gekleurde strikjes en zonnebrillen op. Chinezen zijn sowieso al luidruchtig, maar om de laatste idyllische rust te verstoren kon je ook nog per speedboat een rondje over het Meer maken. Rond 16:00 waren de meeste Chinese groepen gelukkig weer vertrokken en keerde de rust weder. ‘s Avonds koelde het behoorlijk af. Er werd voor ons gekookt, wat nog lekker bleek te zijn ook (gekookt op een pitje in de buitenlucht). Vroeg onder de wol gegaan, aangezien er na zonsondergang niet meer veel te beleven viel (dachten we). Eerst nog even de openlucht WC bezocht. Onze yurt stond in een klein yurt-dorpje, waar ook mensen die in het parkgebied werkten woonden. Terwijl een uurtje onder de wol lagen, kwam het dorpje tot leven. TVs gingen aan (tja, yurts gaan met hun tijd mee) en later werd ook de dansmuziek eens lekker hard aangezet. De harde oneffen ondergrond met daarop twee kleedjes als matras waren niet bepaald comfortabel, maar toch nog redelijk geslapen.

Weer vroeg op om naar Turpan te reizen. Weg liep weer via Urumqi, alwaar onze chauffeur vroeg of we nog een WC stop wilde hebben. Uiteraard, dus reed hij de duurste wijk van de stad in en leek het er even op dat we bij de partijleider op bezoek gingen. Bij een groot overheidskantoor met groot hek en bewakers in wachthuisjes, reden we de oprijlaan op en stopten we bij een wel hele grote (dure) souvenirshop… waar we blijkbaar achterin ook naar de WC konden. Maar niet naar binnengegaan. Een stuk verderop maar even bij een Chinese Fast Food zaak gestopt. Daarna door naar Turpan door woestijnachtig gebied, waar een harde wind stond. Turpan zelf staat bekend om de hitte (heetste plek in China) en zijn met druivenranken overspannen straten. In de praktijk bleek dit laatste een lange straat te zijn, waar ook ons grote (overboekte) hotel aan lag. De rest van de oude stad van Turpan heb je in 1,5 uur wel gezien. Op zich is er wel een aardige bazaar en versmarkt. Een tip: als je een sirene/ luid getoeter hoort en een snel rijdende soort tankwagen ziet aankomen, ga dan minstens 5 meter achteruit. Dit zijn sproeiwagens die gelijk de hele breedte van de straat ondersproeien tegen de stof. Degene die dat niet door hebben of niet hard genoeg kunnen lopen, krijgen een lading water over zich heen. Een groot deel van het verblijf hier doorgebracht in een schuin tegenover het hotel gelegen overdekt terras annex restaurant.

Ook een excursie gedaan naar de ruines van de stad Jiaohe, wat ligt op een groot plateau en bestaat uit lemen huizen en tempels. Wel apart. De harde wind van de dag ervoor zorgde ervoor dat de zon vrijwel onzichtbaar was door het zand in de lucht, ook al was het onbewolkt. ‘s Middags nog naar de Bezklik Thousand Buddha Caves geweest. van de 37 groten waren er 5 open. Niet veel te bewonderen. De Chinese staatstelevisie was in de enige mooie grot aan het filmen. Nog geprobeerd ons daar naar binnen te werken, wat deels lukte. Aansluitend de “Flaming Mountains” bezocht. Schijnt heel mooi te zijn, maar door de zanddeeltjes in de lucht waren het gewone rotsen. Onze chauffeur had op de weg terug erg veel haast, blijkend uit inhaalmanoeuvres met een tussenruimte van 20cm en de poging om in te halen terwijl en hij werd ingehaald en de auto voor ons aan het inhalen was (op een tweebaans weg..).

Per busje naar een naburig dorp gegaan (een uur rijden), waar het station van Turpan lag. Een groot deel van de weg ernaar toe bleek te zien weggeslagen door overstromingen, iets dat je je moeilijk kan voorstellen als je door het woestijnachtige uitgedroogde gebied rijdt. Veel gezigzag en gehobbel dus. Het station zelf was afgeladen met Chinezen. De trein bleek behoorlijk lang te zijn en grotendeels te bestaan uit dubbeldeks treinstellen met ligplaatsen. Er waren vier ligplaatsen per (open) coupe. Niet erg ruim. Om in het bovenste bed (plank) te komen moest je eigenlijk een slangenmens zijn. Nadat het stationspersoneel weer in de houding was gesprongen, kon de trein vertrekken. In onze coupe zat ook een Chinees waarmee we uren “hints” hebben gespeeld, waarbij wij probeerden te raden wat hij zij en hij probeerde te raden wat wij bedoelden. Met plaatsen en tekeningen kwamen we een heel eind. Om 22:30 ging in de hele trein het ligt uit (en de altijd aanwezig muziek) en moest er dus geslapen worden. Wat harde slaapplanken, maar toch redelijk geslapen. Uitzicht was redelijk eentonig, maar de leegte – met af en toe een groene oase – was toch fascinerend. Hoogste punt was rond de 2800 meter. De treintrip naar Kashgar duurde 22 uur en was precies volgens dienstregeling.

Kashgar bleek ook weer een grote stad te zijn. Aan een plattegrond van vier jaar oud had je weinig, aangezien hele wijken inclusief straten bleken te zijn verdwenen en waren vervangen door nieuwbouwwijken en kantoren. Gelukkig nog genoeg oude straatjes om door heen te slenteren. Wel goed oppassen dat je niet ergens in een gat viel. Veel fotogenieke situaties en mensen, van marktjes tot buurtbusjes voortgetrokken door ezeltjes. Ook waren er slagers die stukken geit verkochten vanuit een kist achterop hun brommer. Per taxi nog twee mooie tombes bezocht: de Abakh Hoja Tombe en Tombe van Yusuf Has Hajib. De toegang was 1 euro p.p., maar als je wilde fotograferen moest je een extra ticket voor 10 euro kopen. Aangezien er toch niemand oplette konden we dat geld weer uitsparen. Nog even plaatselijk gegeten voor minder dan 0,50 Euro p.p., met gratis meloen van het huis op de koop toe. Kashgar heeft een groot plein met bijpassend Mao beeld (een van de grootste van het land), met daaraan het People’s Park. Zoals de meeste People’s Parken, was dit ook geen plek om van de rust te genieten. Het had meer weg van een half pretpark, met enerzijds antieke verroeste kermisattracties (die wel bleken te werken) en anderzijds zitjes en matten waar je onder genot van concurrerende muziek op maximum volume kon genieten van een drankje en een hapje. Ook daar kwamen oordopjes goed van pas.

Het was een zaterdag, wat een belangrijke dag om te trouwen lijkt te zijn. Een huwelijksstoet bestaat hier blijkbaar uit een pick-up truck met achter in een luid spelende band en cameraman, gevolgd door taxi’s met familie en minibusjes met de rest van de gasten. Ook nog voor gevaar voor eigen leven in het verroeste reuzenrad van de stad geweest (0,50 euro per rondje) en de 500 jaar oude tien meter hoge stadsmuur bekeken (waar zowel tegenaan als overeen was gebouwd en de 600 jaar waarschijnlijk niet zal halen). Af en toe moet je ook de weg oversteken. Elke keer weer spannend. Al heb je zebrapaden en voetgangersoversteeklichten, de rest van het verkeer stopt toch nooit. Terug in het hotel na een warme douche (douchekop komt net niet tot schouderhoogte), nog even naar CCTV9 (Engelstalige Chinese staatstelevisie) gekeken, wat een erg hoog hiep, hiep, hoera China gehalte heeft. Alle geïnterviewden zijn altijd blij met de inspanningen en prestaties van de Chinese overheid en vereerd dat ze iets mogen (moeten) doen voor de overheid.

Kashgar staat bekend om zijn zondagsmarkt die 50.000 verkopers en kopers trekt uit de wijde omgeving. Met zoveel mensen verwacht je in China een chaos en we werden daarin niet teleurgesteld. Naast tractoren en vrachtwagens kwam men ook met honderden door ezeltjes voortgetrokken karretjes uit de wijde omgeving naar de stad. Je kon je ogen de kost geven door rond te lopen of door gewoon een strategisch plekje uit te zoeken en de parade karretjes, mensen en spullen aan je voorbij laten trekken. Het tafereel had wel wat weg van koningsdag, waar ook wordt gestreden om de beste vierkante meters om je spullen te kunnen verkopen. Het aanbod liep uiteen van groente en fruit tot kappers en messenslijpers. Ook ontbraken de standjes en kleedjes om wat te eten niet. De Keuringsdienst van waren had duidelijk een dag vrij genomen. Aan de buitenkant had men een grote parking ingericht waar je je ezeltjes met kar kon parkeren. Per taxi daarna door naar de dierenmarkt. I.p.v. naar de dierenmarkt werden we heel ergens anders afgeleverd. Dus maar weer een andere taxi genomen. Die taxichauffeur gaf aan de weg wel te weten, maar moest 100m verderop blijkbaar toch nog even aan wat anderen de weg vragen. De dierenmarkt bleek ook weer een waar circus te zijn. Naast de koeien en paarden, ontbraken uiteraard ook de zeer populaire ezeltjes niet. Meeste plek was ingeruimd voor de geiten, bokken en schapen (werden ter plekke ook geschoren), die netjes in rijen werden opgesteld. Voor wie iets anders zocht, was er ook nog een kameel te koop.

Vanuit Kashgar vroeg richting zuiden vertrokken via de Karakoram Highway. Highway is een groot woord voor de weg. Het eerste deel van de weg was op meer dan 75 plaatsen opengebroken, wat resulteerde in veel hobbelige en stoffige kleine omleidingen. Waar de boel niet was opgebroken werd de weg geregeld verspert door karretjes voortgetrokken door ezeltjes, kuddes schapen en geiten, koeien en zelf ook nog een kameel. De 160 km afstand duurde daardoor 5,5 uur. Eenmaal in de bergen werd het hobbelen beloond met prachtige uitzichten over de King Tau bergketen met hoge besneeuwde bergtoppen en kleurrijke rotsformaties. Goed uitzicht op de Kungur Shan, die wel 7719 meter hoog is. Onderweg nog een checkpoint van het leger (we waren op minder dan 15km van de Pakistaanse grens). Onze bestemming was het Karakel meer op 3500 meter hoogte. Geweldige plek omringt door besneeuwde bergtoppen en uitzicht op de Muztagata van 7546 meter hoog. De busladingen lawaaierige Chinezen bleken dagjesmensen te zijn, dus toen zij weer weg waren werd het heerlijk rustig. Nog een stukje per paard rond het meer (per kameel kon ook), al had het paard er duidelijk weinig zin in. Nog op uitnodiging wat yakmelk (gelukkig niet met zout) gedronken bij wat lokalen in hun yurt. Maar gegeten in een naburig restaurant, waar de in winterjas gestoken met walmende sigaret in zijn mond de bestelling opnam. Niet dat dat veel zin had, want de helft was verkeerd of werd aan de verkeerde tafel opgediend. Zelf ook overnacht in een yurt. Weer een erg harde ondergrond. Gelukkig warme dekens, want het kwik kwam onder nul.

Weer hobbelige weg richting de grens met Kirgizstan (Kirgizië). Al 110 km voor de grens de eerste paspoortcontrole en 3km verderop de feitelijke paspoortcontrole. Alle bagage weer uitladen en door de X-ray. Helaas bleken er alleen maar schoonmakers aanwezig te zijn. We waren er om 08:45, maar blijkbaar ging men pas om 09:00 “open’. Dus maar weer gewacht. Redelijk stipt werd er geopend. We moesten ook nog 3 seconde onder een soort poortje staan waar boven in iets bewoog (sensor of zo). Blijkbaar kon men dan zien of je gezond was of niet (en dat in drie seconde; de techniek staat voor niets…). Of het werkte was niet geheel duidelijk. Daarna achter gele lijn wachten voor een exit stempel. Hoewel dit op een groot bord stond, was er nergens een gele lijn te bekennen. Daarna bij de deur nog een paspoort check en daarna bij het hek nog een keer (hadden ze ook wat te doen). Daarna nog 1,5 uur rijden naar de feitelijke grens. Prachtige route onder vrijwel wolkenloze hemel over de Torugart pas (3752m). Alleen jammer dat de mooiste uitzichten in militair gebied waren en je daar dus niet mocht fotograferen. Vijf km voor de grens nog een checkpost van het Chinese leger.

Kirgizstan (Kirgizië)

De grens zelf stelde weinig voor. De Chinese grenswachten waren elkaar net met sneeuwballen aan het bekogelen en aan de Kirgize kant was helemaal niemand te bekennen. Na overgestapt te zijn op ons Kirgize vervoer (een tot bus omgebouwde truck) en een kwartiertje te hebben gereden, kwamen we in een file terecht van vrachtwagens voor de grenscontrole. De grens bleek gesloten te zijn van 12:00 tot 14:00 (lunchpauze?). Dus maar weer even 45 minuten gewacht. Om 14:15 ging de boel weer open. Omdat we toeristen waren mochten we als eerste door. Allemaal niet erg blij kijkende militairen, wat je je wel kan voorstellen. Om op zo’n (kille koude) uithoek gestationeerd te worden, is toch wel een straf. Het gebouw dateerde nog uit de sovjet tijd. De inrichting was erg kil en het leek erop dat de laatste 25 jaar geen onderhoud meer had plaatsgevonden. Na de paspoortcontrole volgde de douane. Er waren twee deuren: “nothing to declare” en “things to declare”. Probleem was echter dat de deur voor “nothing to declare” op slot was, wat inhield dat als je daar doorheen gaat je met de bureaucratie te maken krijgt. Dat bleek inderdaad zo te zijn. Na weer de nodige formuliertjes te hebben ingevuld, kwam er een beambte op pantoffels aangeslenterd die net uit bed leek te komen. Na zorgvuldige bestudering van de papiertjes (waarschijnlijk kon hij toch geen Engels lezen), kon je doorlopen. Daarna nog een paspoort check bij het hek en waren we echt Kirgizië binnen. Bagagecontrole was blijkbaar niet nodig. Kirgizië is het Zwitserland van Centraal Azië; 40% van het land ligt boven de 3000 meter. De ongerepte natuur in het land, behoort zeker tot de mooiste in de wereld.

Eerste nacht overnacht in yurts bij Tash Rabat (fortje), met slaapmatjes van wel 1 cm dik en in lekkere dikke slaapzakken. Dat laatste was wel nodig ook, want de temperatuur kwam ‘s nachts tot onder nul. Helaas ‘s morgens geen warme douche, maar gelukkig wel een beekje nabij met ijswater. Wel geheel onbewolkte hemel. Verder landinwaarts weinig leven (of een toe wat yurts of een klein dorpje) en vrijwel geen ander verkeer tegengekomen. De wegen zijn in Kirgizië dusdanig slacht dat je op de meeste wegen met een gewone auto niet kan rijden. Met ons mee hadden we alles voor de trip, inclusief tenten, kookgerei, eten, drinken, een gids, een kok en natuurlijk een chauffeur. Hele dag weer mooie uitzichten. Even rondgewandeld in het stadje Naryn, niet een van de meest inspirerende plaatsen op deze aarde. Het meest in het oog springend was de wodka verkoop. Voor minder dan 1 euro had je al een fles wodka, bijna net zo duur als een fles frisdrank of mineraalwater. De wodka werd verkocht vanuit stalletjes, containers, op straat of vanuit de kofferbakken van auto’s. Meestal was het enige product dat ze verkochten. Nogal kille plaats met mix van Kirgiziërs en geïmporteerde Russen. Maar snel verder gereden de bergen in en kamp opgeslagen op beschutte plaats tussen de bergen langs een riviertje. ‘s Nachts temperatuur weer onder nul. ‘s Morgens snel even gewassen met ijskoud rivierwater, waarna het even duurde om weer warm te worden. Daarna met slingerweg redelijk steil 1000 meter omhoog (niet geschikt voor mensen met hoogtevrees), met bovenop een prachtig uitzicht over omgeving. Weer wolkenloze dag. Bij het Kon Sul nog gewandeld. Vrijwel uitgestorven. Heel apart.

Vanuit Son Kul door naar Kizil Oy (rode bergformaties) en daar de tenten opgezet. Volgende ochtend door naar de Suusamyr Hoogvlakte en daar de tenten opgezet. Overdag heerlijk warm, maar na zonsondergang ijskoud. Er zat weinig anders op dan vroeg naar bed te gaan. Koude nacht. ‘s Morgens maar snel vertrokken naar warmere oorden. Al snel kwamen we terecht op de enige (geasfalteerde) snelweg van Kirgiziër, die vergelijkbaar is met een simpele provinciale weg. Bestemming werd het Toktokul Meer. Daar heerlijk geluierd aan de rand van het meer. Het bleek een stuwmeer te zijn, wat verklaarde dat wegen, elektriciteitsmasten (met bedrading..) en telefoonpalen in het meer verdwenen. Tijd voor de bewoonde wereld: Osh. Langs aantal dammen gereden en door een aantal tunnels, waarvan je je afvroeg of ze wel af waren. Eenmaal aan het eind van de tunnel bleek dat wel zo te zijn. Ook de snelweg leek ineens op te houden. Lunch aan de oever van het Meer van Suusak. Dat werd wat moeilijk, aangezien het meer voor de helft verdampt bleek te zijn en we het meer daarom alleen in de verte konden zien liggen.

Het hotel in Osh bleek een oud Sanatorium te zijn, met de nadruk op oud. De kamers waren bijzonder kil ingericht (oude Sovjet stijl), met twee bedden die 10 jaar geleden al vervangen hadden moeten worden en een sfeervol peertje als verlichting. Kamers zelf hadden geen WC of douche. Onze kokkin, gids en chauffeur mee uit eten genomen. We kwamen terecht in een restaurant voor de wat beter bedeelden Kirgiziërs. Het was een typisch Centraal Azië plek, compleet met kermismuzikanten met keyboard en zijruimtes die met gordijnen kunnen worden afgeschermd. Naar het schijnt is het bedoeld voor groepen en families, zodat die zich te buiten kunnen gaan zonder dat anderen dat zien. Als je een biertje bestelde kreeg je meteen een halve liter en als je frisdrank bestelde kreeg je gelijk een literfles. Opvallend was dat een fles frisdrank bijna net zo duur was als een fles wodka. Terug in het hotel bleek de kamer naast ons bezet te zijn door een paar brede militairen met veel strepen, die later werden vergezeld door hun “vrouwen”. Tot midden in de nacht hadden ze het hoorbaar erg gezellig. Ook hier waren oordopjes erg handig. ‘s Morgens de Jayma Bazar bezocht, een van de kleurrijkste markten van Centraal Azië. Fotograferen was geen probleem, mensen vroegen ons of ze op de foto mochten. In het stadspark had men een oud vliegtuig (YAK40) neergezet, die was omgebouwd tot café. Aan de rand van Osh lag de grens al. Redelijk makkelijk het land uit gekomen. Het was opvallend druk met vooral Uzbeken, die massaal goedkoop inkopen kwamen doen in Osh. Bagagecontrole was nagenoeg afwezig. Als je met de auto kwam en snel de grens over wilde, kon je het beste de grenswachter een hand geven met daarin een aardig bedrag in bankbiljetten, die daarna behendig in de broekzak van de beambte verdween.

Oezbekistan

En toen was het tijd voor de Oezbeekse grenscontrole. Oezbeekse militairen en politie (militia) hebben een niet bijster goede reputatie t.a.v. corruptie, maar de grenscontrole viel reuze mee. Uiteraard wel weer een Customs Declaration Form en uiteraard waren die in het Engels weer op. Na enige hulp van omstanders toch kunnen invullen. De douane beambte was in een erg goede bui en sprak zowaar nog een paar woorden Engels. De X-ray machine voor de bagage stond wel aan, maar aangezien er niemand achter de monitor zat, kon je gewoon voorbij lopen. Eenmaal de paspoorten terughebbend (duurde wat langer omdat de beambten liever gezellig met toeristen wilden babbelen dan paspoorten controleren), bleek het aanvullend vervoer in geen velden of wegen te bekennen. Na enig getelefoneer met de lokale agent die dat zou regelen, zou hij een busje sturen maar dat kun zeker 1,5 uur duren. Dus niet. Alle spontaan hulpvaardige omstanders bleken heel toevallig ook allemaal taxichauffeurs te zijn. Dus maar per taxi naar Fergana gegaan (125km, 5 dollar p.p.). Ging in erg hoog tempo. Onze hotelkamer bleek het tegenovergestelde te zijn dan die van de dag ervoor. Het was een suite, compleet met aparte woonkamer en keuken, twee balkons en twee WCs.

Gezellig eettentje gezocht, maar hoewel we in het centrum zaten, was er maar eentje te vinden. Eerst nog even geld proberen te wisselen. De grootste coupure in het nationale geld was een billet van 100 Som, wat gelijk is aan 1 us Dollar. Gevolg is dat je met flinke stapels bankbiljetten op stap moet, alleen al om je eten te kunnen betalen. Wisselen ging echter niet zo makkelijk, aangezien in de regio een tekort was aan Uzbeekse bankbiljetten (ja, je leest het goed), o.a. doordat in deze periode de vele katoenplukkers cash worden uitbetaald. 10 US Dollar was het maximum dat we per persoon konden afrekenen, wat ruim genoeg bleek te zijn voor het avondeten. Een enigszins Engelssprekende ober nam de bestelling op. We konden kiezen uit maar liefst drie verschillende schotels. Daarbij kan je rijst, friet of spaghetti (!) krijgen. Eenmaal besteld kregen we 10 minuten later te horen dat er te weinig rundvlees was en dat iemand dus iets anders kreeg (was mededeling..). Hoewel we friet erbij hadden besteld, kregen we allemaal wat anders. Na navraag bleek dat de friet ook op was en dat ze ongevraagd maar wat anders hadden klaargemaakt (schijnt hier vaker voor te komen). Al met al toch nog redelijk gegeten. Vangende dag paleis van de Khan in Kokand bezocht en op weg daarna toe veel politie checkpoints tegengekomen. Nog even gestopt bij een veld waar dames met veel gouden tanden aan het katoenplukken waren.

En toen was het tijd voor onze binnenlandse vlucht naar Tashkent. Op naar het vliegveld. Bij het uitgestorven vliegveld al bij de ingang bagagecontrole. Eerst door de X-ray machine en daarna nog een redelijk snelle bagagecheck door nieuwsgierig militairen. Viel er erg mee. De vertrekhal was wel erg groot in verhouding tot de ene vlucht die er dagelijks vertrekt. Na te hebben ingecheckt moesten de tassen worden gewogen met drie of vier tegelijk. Daarna bleek er weer een bagagecheck te zijn, dit keer een zeer grondige, waarbij je je bagage praktisch ondersteboven moest keren. Je zou verwachten dat speciale aandacht uitging naar foto-apparatuur, cd-spelers e.d., maar mijn net gekochte DVD van een Chinese actiefilm en mijn UNO kaartspel waren blijkbaar een veel groter risico voor het vliegtuig. Nadat een ieder door de controle was (wat wel even duurde), kwamen we terecht in een soort wachtruimte, die uitkwam in een restaurant in wording. Na enige tijd moesten we zelf onze bagage naar het platform dragen en op het bagagekarretje leggen. Daarna weer wachten onder toeziend oog van gewapende militairen. Dan lopend naar het vliegtuig. Het bleek een antieke YAK 40 te zijn. Er zouden 24 passagiers in kunnen, ware het niet dat op de voorste stoelen een deel van de bagage vier hoog (los..) stond opgestapeld. Via een trapje aan de achterkant van het vliegtuig via de bagageruimte naar binnen.

Netjes werden de veiligheidsinstructies uitgelegd in het Uzbeeks. Toen voor ons ook in het Engels. Helaas verstond vrijwel niemand het, aangezien de motoren gestart waren en ze niet over het kabaal heen kon schreeuwen. Wel werd nog even duidelijk gemaakt dat we niet in het vliegtuig of naar buiten mochten fotograferen. De instructiekaart van het vliegveld bood uitkomst. Op de plaatjes was duidelijk aangegeven hoe je de vliegtuigdeuren kon openen en via de touwladder (?) het vliegtuig kon verlaten. Voor onze “veiligheid” vloog ook een militair mee. Na wat hobbelige start, een rustige vlucht. Aangekomen in Tashkent werd het vliegtuig in een hoekje van het vliegveld geparkeerd bij een paar andere kleine vliegtuigen. Via laadklep weer naar buiten en gestapt in een moderne luchthavenbus, die ergens naar de achterkant van het vliegveld reed (i.p.v. de grote moderne terminal) en ons bij een hek afzette. Het kettingslot werd door de aanwezige militairen van het hek gehaald en even later stonden we buiten (het vliegveld..). Zonder bagage, want die zat nog in het vliegtuig. Dus maar bij het hek gewacht en de hoop dat die nog zou komen. Na 20 minuten kwam een bagagekarretje met onze tassen, ging het hek weer open en mochten we het vliegveld weer op om onze tassen te pakken.

Tashkent zelf was weer een erg grote stad. De corrupte militia is hier berucht om het afpersen van toeristen (en eigen landgenoten), dus waar mogelijk maar met een boogje omheengelopen. De overal aanwezige militia bleek uiteindelijk helemaal niet moeilijk te doen (naar ons, onze begeleider belande wel om onduidelijke redenen op een politiebureau…). Met een antieke tram naar het centrum gereisd, maar bij het station uitgekomen. Daar overgestapt op de metro, de enige in Centraal Azië. Deze werd vroeger ook gebruikt als atoomkelder, dus ook daar was fotograferen ten strengste verboden. Via antieke roltrap naar beneden, die – net als op alle metrostations – nauwkeurig in de gaten werd gehouden door een verveeld ogende dame in een hokje met twee grote telefoons. Metrosysteem zelf was erg efficiënt en snel. Uitgestapt bij de grote Chorsu Bazaar. Daarna de 16e eeuwse Kukeldash Medrassa (Koran school) bezocht en daar door de beheerder een (erg) kleine rondleiding gehad. De nabijgelegen imposante Juma Moskee bleek nog niet afgebouwd te zijn. Erg veel andere bezienswaardigheden bleken er niet te zijn. De oude stad verdwijnt langzamerhand om plaats te maken voor moderne gebouwen. Nog wel een sloppenwijk gezien, omringt door flats en kantoorgebouwen. Op zich geen onplezierige stad om doorheen te wandelen. Het nieuwe centrum (gebouwd na de zware aardbeving van 1966) heeft grote pleinen en veel groen, met o.a. het aardbevingsmonument, het indrukkende graf van de onbekende soldaat (waar alle bruidparen bij op de foto gaan) en het standbeeld van Amir Timur (de nationale held). Lekker gegeten. Eerste avond in een Uzbeeks-Koreaans-Japans restaurant met erg veel schaaltjes met hapjes en de tweede avond in een groot lokaal openluchtrestaurant in een park, compleet met live muziek en dansende oma’s die het met hun wodka erg naar hun zin hadden. Ook wij moesten de dansvloer op.

Vanuit Tashkent per bus naar Samarkand. Na Kirgizië was het duidelijk gedaan met de mooie uitzichten. Samarkand staat bekend als een van de mooiste plaatsen op de zijderoute. Het heeft een aantal indrukwekkende monumenten. Van verre te zien is de Registran, een groots plein met aan drie kanten enorme (grotendeels gerenoveerde) Medrassa’s. De vroegere kamers van de leerlingen zijn nu allemaal souvenir shops. Door politie-agent benaderd, die ons wel voor 2,75 euro p.p. in een van de minaretten wilde laten klimmen. Kon alleen als zijn baas er niet was. Onder escorte van een agent de minaret beklommen via enigszins vergane (donkere) trappen. Leuk uitzicht en leuke bijverdienste voor het personeel. Iets verderop staat de nog grotere Bibi Khanym Moskee, waarvan de voorgevel al 35 meter hoog is. Daarnaast nog een aantal Mausolea bezochte en de Shahr-i-Zindah. Dit is een grote necropolis met een laan met grote graftombes. Erg mooi, ook doordat er nog veel in originele staat is te bewonderen. Overal werd wel toegang geheven, maar de officiële toegangsprijs betalen was meestal niet nodig. Bij de meeste plekken was wel een loket bij de hoofdingang neergezet, maar vrijwel overal waren er meerdere ingangen waar niemand oplette. Op andere plekken moest wel toegang worden betaald, maar konden we gebruik maken van gereduceerde tickets. In de praktijk hield dat in dat je minder betaalde en het geld rechtstreeks in de jaszak van de kassajuffrouw verdween. Op veel plekken moest ook een extra cameratoeslag worden betaald als je wilde fotograferen, die vaak wat aan de hoge kant was. Al snel was duidelijk dat eenmaal binnen daar niemand meer naar vroeg en dat vooral mensen in tour groups die betalen.

Vanuit Samarkand door naar Buchara. Weer veel wegblokkades van politie en leger op de route. Toeristenvervoer bleek zo z’n voordelen te hebben, aangezien we overal ongehinderd konden doorrijden. Onderweg nog gestopt in bloedheet Shachrisabz. Voornaamste bezienswaardigheid was de 40 meter hoge toegangspoort van Amir Timur’s voormalige paleis. Buchara had een hoop meer te bieden, met veel imposante medrassa’s en moskeeën. De Ark (paleis van de Kahn) bleek interessanter van buiten te zijn dan van binnen. Het was grotendeels een ruïne waar je niet op mocht, maar tegen betaling van de agent die daar op toezag wel kon betreden. De rest had meer weg van een grote souvenirshop. In de stad bleek geld wisselen een probleem. De eerste bank was wel open (drie dames achter het loket), maar had geen geld. Een uurtje later weer geprobeerd. Nu hadden ze wel geld, maar werkte het licht niet en konden we alsnog geen geld krijgen. Toen maar een ander kantoor geprobeerd, die wel kon wisselen. 50 us Dollar was echter te veel voor ze. We mochten niet meer dan 20 dollar p.p. wisselen, wat gelijk stond aan een stapel van 80 briefjes van 200. Wel uitkijken waar je liep met je geld, want af te toe wilde er wel eens zonder waarschuwing in putdeksel in de weg ontbreken. De lokale variant van een amsterdammertje bleek men hier ook te hebben: je plant gewoon een gasfles in te grond. Je kunt hem in ieder geval niet over het hoofd zien.

Een excursie in de omgeving van de stad geregeld, maar ons vervoer was er niet. Na enig nabellen bleek de chauffeur nog in bed te liggen. Dus maar een taxi voor een halve dag gehuurd (15 us dollar per taxi). Bij het eerste mausoleum werden we bij de ingang een badruimte in gedirigeerd, waar we onze voeten, handen en gezicht moesten wassen onder toeziend ook van de beheerder. Daarna mochten we onze schoenen weer aan doen en konden we naar binnen. Er moest nog wel even 100 Sum worden afgerekend voor gebruik van de wasgelegenheid. Mausoleum zelf was hele bijzondere ervaring, met veel religieuze activiteit. Zo werd er voorgedragen uit de Koran, rondjes gelopen rond de graftombe en de grafsteen intensief aangeraakt, kropen vrouwen onder een grote belangrijke tak door en wilde men met ons op de foto. Het daarna bezochte zomerpaleis was duidelijk wat toeristischer, compleet met veel tapijtjes, kleine souvenirstalletjes en suppoosten die bij elke (tussen)deurhun waren aan je probeerden te slijten. De houten gebouwen zelf bleken binnen erg mooi gedecoreerd te zijn. Laatste stop in Oezbekistan was Khiva. Een volledig ommuurt stadje met veel monumenten. Erg plezierig om in rond te hangen. Eenmaal bij de grens aangekomen, bleek deze nog niet open te zijn. De bekende formuliertjes moesten worden ingevuld en na een uur bestudering daarvan en van onze paspoorten, kregen we de benodigde exit stempels en mochten we het land uit.

Turkmenistan

Na eerst op een met gammele hekken omgeven stukje niemandsland te hebben gebivakkeerd, mochten we aanschuiven bij de grenscontrole. Hier ging men wat anders te werk dan we gewend waren. Als je aan de beurt was, mocht je een soort keet in met daarin rechts gelijk het eerste loket met twee beambten die om beurten je paspoort controleerden en zeker vijf formuliertjes invulden, na alles in de computer te hebben getikt. Met één van de formuliertjes moest je dan weer naar loket twee en daarna loket drie om stempeltjes te halen. Daarna met stempeltjes weer naar loket 1, waar men eerst dan weer 10 dollar van je wilde incasseren als entrance fee (naast het al verplichte visum van 60 euro). Vervolgens krijg je naast je gestempelde paspoort een travel permit waarop precies staat welke route je reist en in welke plaatsen je mag verblijven en een departure card die je weer nodig hebt om het land uit te komen. Na het invullen van de gebruikelijke douaneformuliertjes en de bagagecheck (1,5 uur later), konden we verder naar Konya Urgench. Of beter: wat daar van over is. Vroeger een belangrijke grote stad op de Zijderoute, maar 800 jaar geleden vrijwel geheel verwoest door de vijandelijke troepen. Nog een stuk of vijf gebouwen staan overeind en op veel plaatsen steken botten uit de grond. Opmerkelijk is dat Amir Timor is Oezbekistan wordt gezoen als nationale held, maar in Turkmenistan als massamoordenaar. Na Kanya Urgench een binnenlandse vlucht genomen naar Ashgabat. Met een officiële gids (noodzakelijk om te mogen rondreizen in het land), bleken alle formaliteiten een stuk sneller te gaan en mag je zelfs voorkruipen bij het boarden van het vliegtuig (dit keer een wat degelijker exemplaar). Binnen 15 minuten na de voordeur te zijn doorgekomen, stonden wel al het platform.

De hoofdstad Ashgabat doet wat onwerkelijk aan. Het hele centrum is de laatste 10 jaar nieuw neergezet en ziet er erg steriel uit. Het is niet echt lelijk. Het is zo schoon en georganiseerd zoals je in een plek als Disney World zou verwachten. In plaats van afbeeldingen van Mickey Mouse, zie je overal echter afbeeldingen en standbeelden van de grote dictator van het land, Turkmenbashi. Elk beetje gebouw heeft minimaal één grote afbeelding van hem aan de voorgevel. Het hotel bleek als de rest van Turkmenistan. De façade en lobby zagen er erg chique uit, maar de kamers stelden weinig voor met meubilair uit de kringloopwinkel. ‘s Ochtends naar de grote bazaar geweest. Daar eerst naar de dierenmarkt, waar de kamelenhandel de meeste aandacht trok. Verkopen van de dieren bleek niet zo moeilijk, in tegenstelling tot het mee naar huis nemen van de aankopen. Een hijskraan bood uitkomst om de beesten in de laadbak van een vrachtwagen te krijgen. De dieren waren daar minder van gecharmeerd en gingen link tekeer toen ze gekneveld werden van vervoer. Met schapen leek het een stuk gemakkelijk. Je knoopt de poten aan elkaar vast en stopt zo in de openstaande achterbak van de gereedstaande Lada. Je kunt er met gemak drie in kwijt. De naam van de bazaar is “Talkoetsjka”, wat “menigte” betekent. Als snel werd duidelijk waarom. De rest van de bazaar was een gekrioel van mensen, met een paar honderd verkopers en een veelvoud aan bezoekers. Wel mooi gezicht met al die gekleurde hoofddoekjes. Er was ook een grote tapijtenmarkt. Meest apart was de sieradenmarkt, waar rijen dames letterlijk schouder aan schouder op lage krukjes hun waren aan het aanprijzen waren.

Volgende stop was de paardenrenbaan. Paardenrennen is erg populair in Turkmenistan en je kunt er ook gratis naar komen kijken. Verrassend was vooral het publiek. De tribunes zaten vol met jongens van tussen de 12 en 18 jaar. Ook al werd er officieel niet gewed, bij jonge jochies achter in de supportersvakken kon wel worden ingezet. Iets wat een op het publiek toeziende politieagent ook deed. Politieagenten zat in de stad touwens. Overal waar je loopt zie je wel politie die je zichtbaar in de gaten houdt. Bijkomend effect is dat iedereen zich keurig aan de verkeersregels houdt. Iedereen die een oude auto heeft staan maakt daar wel gebruik van, want voor één Euro krijg je hier maar liefst 50 liter (!!!!!) benzine. Ook kent men in Turkmenistan nog een iets anders bijzonder. Roken in het openbaar is niet toegestaan, op straffe van een boete van 200 dollar die onderhandelbaar is. Op niet publieke plaatsen mag je wel roken, o.a. op archeologische sites en restaurants. In het openbaar kritiek uiten op de overheid is niet verstandig, aangezien er microfoons zouden zijn op plekken waar toeristen komen (o.a. in hotelkamers en populaire restaurants). Zo wilde onze (verplichte) gids een deel van onze vragen alleen buiten de bus beantwoorden. Het geld in Turkmenistan is nog erger dan in Oezbekistan. De grootste coupure is gelijk aan 35 Eurocent. Voor alles heb je dus stapels papiergeld nodig.

Een bezoek aan Ashgabat zou niet compleet zijn zonder een rondgang langs de monumenten die ter verering van de grote leider (lees: dictator) van het land zijn gebouwd. Te beginnen bij het onafhankelijkheidspark. De grote leider had blijkbaar ooit tijd gehad om een boek te schrijven, dus was er een groot standbeeld van het boek gemaakt, uiteraard omringt door veel vlaggen en fonteinen. Het haalde het echter niet bij het monument van de onafhankelijkheid, bestaande uit een erg groot goudkleurig stambeeld van de grote leider en een onduidelijk toren van Morele Waarden, die gelijk ook het hoogste bouwwerk in het land is. Dit alles compleet met erewacht bij het standbeeld. Mooiste is wel de leus op de toren: één land, één volk en Turkmenbashi. Dat is een tekst die je wel vaker tegenkomt op gebouwen. Als je dacht alles al gezien te hebben, had je als klap op de vuurpijl de Neutraliteitsboog, een enorme driepoot met daarop een 12 meter hoog gepoetst goudkleurig standbeeld van de grote leider. Het is waarschijnlijk het enige standbeeld in de wereld dat draait om z’n as, zodat de zon er altijd goed opschijnt. Wie naast de vele kleinere standbeelden van Turkmenbashi nog wat soortgelijks zoekt, kan terecht bij het Turkmenbashi museum, de Turkmenbashi Bank, het Turkmenbashi Vliegveld, het Turkmenbashi congresgebouw of het Turkmenbashi winkelcentrum. Hij heeft nog net geen gebergte naar zich laten noemen. Wie dat niet ziet zitten kan altijd nog klagen bij het echt bestaande Ministerie van Redelijkheid.

Bizar verhaal in dit verband is wel de jaarlijkse Walk of Health. Dit gaat over een trap van 8 km tegen de helling van de Kopet Dag bergen. De hele ministerploeg moet daar verplicht aan mee doen (tezamen met duizenden ambtenaren). Turkmenbashi zelf vliegt dan per helikopter naar de top om ze daar te verwelkomen.

Vanaf Ashgabat teruggevlogen naar huis. Op het vliegveld weer de gebruikelijke bureaucratie. Tot onze verrassing maakte we nog een tussenlanding van 1,5 uur in Baku, Azerbeidjan en moesten we weer uit het vliegtuig. Toen we weer wilden instappen, moesten we weer eens door een strenge veiligheidscontrole, waar zelfs onze schoenen door de X-raymachine moesten. Vliegtuig liep daar vertraging op, zodat onze aansluiting in Frankfurt wel erg krap werd. Gelukkig werd er op ons en onze bagage gewacht.

Slideshow met foto’s van de Zijderoute: