Reisverslag Ethiopie
Rondreis langs Addis Abeba, Chencha, Arba Minch, Lake Chamo, Turmi, Omo Rate, Karo, Jinka, Mago NP, Mursistam, Dimeka, Konso, Arba Minch, Wendo Genet, Debre Libanos/ Markos, Bahir Dar, Lake Tana, Gondar, Timkat, Simien Mountains, Debark, Axum, Lalibela
Ethiopië
Comfortabele vlucht naar Addis Abeda, met een tussenlanding in Soedan. Klein vliegveldje. Door het woestijnzand in de lucht is het zicht beperkt. Aangekomen in Addis Abeda bleek het een prettig vliegveld te zijn. Snel door de paspoortcontrole, maar erg lang moeten wachten op de bagage, die op een overvolle band werd gedropt.
Vanuit hotel volgende ochtend gelijk met een Landcruiser terreinwagen (Toyota) naar het zuiden gereden. Addis Abeda licht op zo’n 2500 meter hoogte, zodat de temperatuur daar erg aangenaam is. Verder afdalend naar het zuiden wordt het al snel heter. Mooie route door de bergen. Allemaal erg groene landschappen, iets wat je in eerste instantie niet associeert met Ethiopië met wel het grootste deel van het land beslaat. De route duurt lang, niet zozeer door de kwaliteit van de weg, maar meer door vele kuddes koeien en geiten die de weg versperren. Ook zijn delen van de weg onverhard doordat de moessons de weg hebben weggespoeld. We zitten nu in het droge seizoen en je kan je dan moeilijk voorstellen dat er zulke watermassa’s door het gebied stromen. De brede (opgedroogde) rivierbeddingen waar we doorheen rijden zijn er de stille getuigen van. Bijna aangekomen op onze bestemming is het al donker en wordt de weg geblokkeerd door honderden gelovigen met kaarsen en in wit gekleed, die al zingend en dansend op weg zijn naar de kerk. Het bleek dat het hier vandaag (6 januari) Kerstmis is, aangezien ze hier een andere kalender hanteren. De dienst waar ze naar toegaan zal de hele nacht gaan duren. Heel apart om daar zo in terecht te komen.
In het zuiden al gelijk het gevoel dat je in een hele andere wereld bent terechtgekomen. We overnachten in Arba Minch, wat tegen het Gughegebergte aan ligt. In het gebied wonen de Dorse, een van de vele stammen die Ethiopië rijk is. Weer gestegen naar 2500m om een dorpje waarin ze wonen te bezoeken. Was wel wat toeristisch, aangezien ze er een soort openluchtmuseum (a la Zuiderzee-museum) van hadden gemaakt hadden, compleet met mensen aan het weefgetouw, koffie ceremonie en het maken van een soort lokale pannenkoek. Niet onaardig, ook aangezien men buiten de omheining er ook zo gekleed bijliep en bijzat. Op de terugweg worden we tegengehouden door officieel ogende mensen van een ander dorp, die blijkbaar ook een graantje wilde meepikken van het succes, compleet met een officieel toeristenbureau en mensen in uniform. Na veel discussie en gebaren konden we 10 minuten later toch ongestoord doorrijden alsof er niets aan de hand was.
In de omgeving ook het Nechitsar Nationaal Park bezocht, waarbinnen o.a., Lake Chano ligt. Door met een bootje overheen gevaren. Groot meer. Flinke krokodillen gezien, die lekker op het droge lagen te zonnen. Eentje leek een deel van z’n kaak te liggen. Ook nog een paar Nijlpaarden gespot. Ze ogen schattig met hun ogen en kleine oortjes net boven het water, maar zijn voor de mensen in dit deel van Afrika de meest gevaarlijke dieren. In het water zijn ook vissers actief, die dat risico voor lief nemen, aangezien er een vissoort in het meer zwemt die op de markt veel geld opbrengt. Ook een aantal grote visarenden gezien. In de regio heeft men vele voor ons niet alledaagse culture gebruiken. Zo willen bij een bepaalde stam vrouwen alleen met je trouwen als je tenminste een vijand hebt gedood. 10 Jaar geleden zou dat uiteindelijk zijn afgeschaft, maar misschien niet een stam om onverwachts een bezoekje aan te brengen.
Verder naar Turmi, waar ze na uren rijden door afgelegen gebied bij een grote rivier (Omo rivier) aankomen. Onderweg is er nog een grenscontrole, omdat we op de weg naar Kenia rijden en er verderop geen grensposten meer zijn. De nieuw ogende brug ligt half in het water, dus maar per bootje naar de overkant om daar de Dessanch stam te bezoeken. Een bootje is een groot woord, aangezien het een uitgeholde boomstam was en men daarvoor niet eens een rechte boomstam had gebruikt. Toch droog aan de overkant gekomen. De Dessanch staan o.a. bekend om hun aparte hoofddeksels, compleet met kogels, kroonkurken, sloten en wat men verder nog kon vinden. Heel apart.
In Turmi wonen de Hamar, een van de grotere stammen in het land. De plaatselijke markt is erg kleurrijk, maar buiten rijst, groeten en fruit, is niet erg duidelijk wat ze verkopen. Lijkt ook wel een soort samenzijn te zijn van mensen uit de regio. In een naburig dorp mogen we getuigen zijn van een bull jumping ceremonie, een ontgroeningsritueel voor jonge mannen. Je moet er wel een paar uur geduld voor hebben, aangezien het programma niet voor de toeristen was ( daar waren er een stuk of 70 van). De vrouwen in traditionele kleding (waar ze altijd in rond lopen) dansen en zingen, met een soort hoorn en koebelletjes aan hun benen. De vrouwelijke familieleden van de te ontgroenen man, dagen andere mannen uit om hun met een soort takkenzweep te slaan. Het gaat er daarbij niet bepaald zachtzinnig aan toe. Bloed in de wonden is dan ook zichtbaar. Vervolgens gaat het hele gezelschap naar het dorp waar de te ontgroenen man o.a. nog wat wijze levenslessen krijgt. Vervolgens worden buiten het dorp een hoop koeien samengedreven waarna de te ontgroenen man vier keer naakt over de ruggen van de koeien moet rennen. Daarbij luid aangemoedigd door de dorpsgenoten. Heel bijzonder dat je daar als toerist zomaar bij kan zijn.
Weer een paar uur rijden door verlaten gebied om een dorp van de Karo stam te bezoeken. Het dorp lag prachtig gelegen boven op een heuvel met uitzicht op een boog in een rivier en de wijde omgeving. De stam staat bekend om de tekeningen op hun gezicht en lichaam. Bijzonder om te zien. Waarschijnlijk zijn ze goed op toeristen ingesteld, want net buiten het dorp buiten het zicht hadden ze een provisorische carport gebouwd waar de landcruisers uit de zon konden staan. Voor de rest leven dit soort stammen volledig geïsoleerd van de buitenwereld, zonder stroom of iets wat niet uit de natuur in de omgeving komt. Om als toerist bij dit soort bijzondere stammen langs te mogen, moet wel een bedrag worden betaald en ook wordt geld gevraagd voor het nemen van foto’s.
Langs een wel erg stoffige route (kleding was bijna zwart), een bezoek gebracht aan de Mursi stam. Bij deze stam dragen vrouwen een soort schotel in hun onderlip. Zou oorspronkelijk zijn gedaan om slavendrijvers af te schrikken (oorsprong staat ter discussie), maar is later een soort schoonheidssymbool geworden. Heel apart, maar wel een erg onsmakelijk gezicht. Sommige hebben die ook in hun oorlellen. Als ze de schotel uit hun lip halen, zie dat ze die eigenlijk in een groot gat plaatsen. Ziet er dan ook heel vreemd uit als je hun mond ziet als ze schotel er niet in hebben zitten. Sommige vrouwen hebben ook een soort hoed met horens, fruit en andere dingen erop. Op de weg terug naar de bewoonde wereld zie je naakte beschilderde mannen langs de route. Een niet alledaags gezicht.
In heel Ethiopie mag je je als toerist verheugen op veel aandacht van kinderen, die waar je ook in de middle of nowhere rijdt of stopt uit het niets tevoorschijn lijken te komen. Er wordt vaak Faranyii naar je geroepen, wat buitenlander betekent. Daarnaast zie je veel kinderen de hand ophouden als je voorbij rijdt. Als je de taal niet verstaat zou je denken dat ze om geld te bedelen, maar doorgaans willen ze alleen je lege waterflessen hebben. Afhankelijk van het niveau van Engels en de hoeveelheid toeristen die op een plek komt, varieert hetgeen wat kinderen roepen van “you, you, you, you!”, “you give me pen”, “you give me t-shirt”, en you give me shoes” (meestal een soortslippers gemaakt van oude autobanden), tot “welcome I am a student. Can you buy a book for me” (die ze daarna waarschijnlijk weer verkopen). Op zich opvallend weinig echte bedelaars, terwijl het gemiddeld inkomen hier tot de laagste in Afrika behoort.
Op weg naar Jinka zie je grote katoenplantages en bergen geplukt katoen, daarnaast zie je ook hoge termietenheuvels in het landschap, sommige van wel 4 meter hoog. Weer veel mannen die met een Kalasjnikov rondlopen, een soort statussymbool in dit gebied. Vaak zijn het veehoeders, die verder nauwelijks bezittingen lijken te hebben. In Key Afer nog een lokale markt bezocht. Erg kleurrijk met kopers en handelaren van verschillende stammen, elk met hun eigen klederdracht. Op de nabijgelegen veemarkt leek weinig handel te zijn. Verder rijdend was het af en toe weer flink zand en stof happen.
Ons hotel in Jinka lag midden in het stadje, aan het centrale plein dat zo nu en dan ook als landingsbaan voor vliegtuigen in gebruik is. Ons hotel zag eruit alsof het vroeger als cellencomplex of chicken farm had dienst gedaan. In de buurt een school bezocht waar een klasje van 65 leerlingen (normale klasgrootte hier) ons nog even het alfabet en het volkslied toezong. Bij gebrek aan fysiek lesmateriaal, stond van alles en nog wat op de muren van de school geschilderd.
De weg naar Konso bleek geblokkeerd door een vrachtwagen met aanhanger, die in een van de haarspeldbochten vast kwam te zitten. Nadat wat betonpaaltjes uit de berm waren getrokken, konden we weer verder en zagen we een swingende lokale kerkdienst in de openlucht. Langs de route heb je de zgn. zingende waterputten, waar men als een menselijke ladder al zingend water uit de putten haalt. Waarschijnlijk heel mooi, maar waar wij waren, was het een slecht theaterstukje dat voor de toeristen werd opgevoerd. Gelukkig een hele mooie omgeving om doorheen te wandelen. Wel authentiek was een dorpje van de Konso stam. Daar waren ook houten totempalen te zien, die als grafmonumenten dienst deden. Bezoek gebracht aan de regionale Konso chief in zijn traditionele huis, die dienst deed als een soort arbiter bij geschillen tussen stamgenoten. Aparte ervaring.
Lange reis naar Yiega Alem. Daar een wat luxer onderkomen dan we gewend waren. Wel lekker. In de omgeving leven ook hyena’s. Die blijkbaar bij zonsondergang worden bijgevoerd door het hotel en daardoor goed gespot kunnen worden. Veel van het eten kregen ze niet, aangezien een groep aasgieren ook wel trek had. Voor de zekerheid had men maar wel geregeld dat je in het donker onder begeleiding van een bewaker naar je hut werd gebracht. Lekker gewandeld in de omgeving.
Verder rijdend naar het noorden, kom je weer in de bewoonde wereld terecht, waar ook meer verkeer was. Met name busjes en vrachtwagens banen zich al toeterend een weg langs de wandelaars, ezelskarretjes, koeien en geiten. Bij het Awasa Hayk meer was een vismarkt, die ook goed bezocht werd door grote Maraboes (schijnt familie te zijn van de ooievaar). Mooi om te zien vliegen, maar van dichtbij waren ze best wel lelijk. Op de “snelweg” gold een omleiding voor ezelskarretjes en vee, aangezien er net de Cross African Car Rally langs kwam.
In Wendo Genet konden we in de heetwaterbronnen al het stof en zand van de laatste tijd voor ons afspoelen. Dat was echt wel nodig, want bij het afdrogen na een uitgebreide douche de avond ervoor, was de witte handdoek alsnog zwart geworden. Op de weg naar Addis Abeda werd het steeds drukker. Een plots overstekend geitje kon niet meer worden ontweken en werd door ons overreden. Een wonder eigenlijk dat dat niet al vaker was gebeurd.
Aangekomen in Addis Abeda, bleek het op z’n zachts gezegd een nogal lelijke stad te zijn zoals je die in Afrika wel meer hebt. Ons hotel lag in een parkje, dat een populaire trouwlocatie voor de rijkere Ethiopiërs bleek te zijn. Het was dan ook afgeladen met bruidsparen met hun gasten, wat een verkeerschaos op de toegangswegen tot gevolg had. Per taxi-wrak naar het Antroposofisch Museum gegaan. Bij aankomst vroeg de taxichauffeur een ritprijs die 50% hoger lag dan de voor vertrek afgesproken prijs. Uiteraard alleen de afgesproken ritprijs betaald en vervolgens weggelopen.
Het museum (voormalig paleis) op het universiteitsterrein was voor Afrikaanse begrippen wel aardig en had ook nog een paar in oorspronkelijk kamers van de laatste Ethiopische keizer Haile Selassie. Daarna ook maar even het Nationaal Museum bezocht, alwaar de hoofdattractie de 3,5 miljoen jaar oude “Lucy” is, de oudste gevonden mens in de wereld (wat er nog van over was wel te verstaan). In de stad nog rondgedwaald op zoek naar andere bezienswaardigheden, maar echt mooie plekken hebben we niet gezien. Wel nog de st George kathedraal bezocht. Ondanks de voor lokale begrippen hoge toegangsprijs, eiste de gehaaste gids aan het einde van de tour op een nogal gebiedende toon een bijdrage van bezoekers voor zijn diensten, wat uiteraard toen niemand meer bereid was te geven. Ook zijn uitspraak dat wij harteloos zouden zijn als we hem niets gaven, leverde hem financieel gezien niets op.
Als je Addis Abeda in noordelijke richting verlaat, is het net alsof je in een heel ander land terecht komt. Wat moeilijk uit te leggen, maar het zijn andere bevolkingsgroepen en ook de natuur is anders.
Gelijk de bergen in naar het Debre Libanos klooster, een belangrijke bedevaartsoord hier. Niet echt mooi: heeft wat weg van de oude Sovjet stijl. Het klooster ligt aan een diepe canyon, die wel wat weg heeft van de Grand Canyon in Amerika. Daar de oude stenen Portugese brug bezocht. De waterval eronder was niet meer dan een paar drupjes. Het uitzicht op de omgeving was wel heel erg mooi. Om aan de andere kant van de canyon te komen, moesten we via een spectaculaire slingerweg eerst 1200 meter afdalen, de brug over de Blauwe Nijl oversteken en vervolgens weer 1200 meter omhoog rijden.
Debre Markos ligt aan de rand van Lake Tana. Het was twee uur varen tegen de wind in om een paar oude kloosters te bezoeken. Als je de simpele ronde houten kerken ziet, verwacht je niet dat deze van binnen van onder tot boven beschilderd zijn met met name Bijbelse afbeeldingen. Zag er erg mooi uit. Een van de bijbehorende mini musea werd bewaakt door zwaar bewapende mannen, iets wat je wel vaker bij religieuze plaatsen en musea ziet. Het moge duidelijk zijn dat ze hier hun cultureel erfgoed serieus nemen. Het is al weer donker als we terug naar de stad varen.
In de buurt liggen ook de watervallen van de Blauwe Nijl. Vroeger groots, maar sinds de aanleg van een waterkrachtcentrale is het niet meer dan een gewone waterval. Leuke wandeling, zowel door de omgeving als het naburige dorpje.
Lange reis naar Debark over een grotendeels hobbel de bobbel weg met flinke stofwolken. Aangekomen in het dorpje Debark bleken we in een erg basic hotel te zitten, waar men op de gevel ook nog de naam van het hotel verkeerd gespeld had. Leuk een hotel met meerdere verdiepingen, maar de waterdruk kwam niet verder dan de begane grond zodat de rest van de gasten het moest doen met emmers water. Eenmaal binnen en klaar om te gaan eten, viel de stroom uit. Nadat het hotel de generator had opgestart, liep de lobby en het restaurant vol met lokalen. Dit omdat het hotel de enige plek in het dorp was dat stroom had en niemand de nieuwste aflevering van de Ethiopische versie van Goede Tijden Slechte Tijden wilde missen. Tijdens de uitzending was ook het hotelpersoneel niet aanspreekbaar.
Rond Debark liggen de Simien Mountains. Om daar heen te mogen kregen we twee bewapende begeleiders mee. Weer een weg vol stof happen, maar je wordt beloond met een geweldig uitzicht over de wijde omgeving. In het gebied leven ook de Gelada-bavianen (komen alleen hier voor), waar we een paar van hoopten te zien. In werkelijkheid waren het er een paar honderd, waar we gewoon tussen konden lopen.
In Gondar het Timkat Festival bezocht, waarbij de doop van Jezus door Johannes de Doper werd gevierd. Op de eerste dag waren er grote processies met een replica van de Ark des Verbonds (draagbare kist, waarin de twee stenen tafelen met daarop de Tien Geboden bewaard werden – zou in Axum, Ethiopië liggen). Dit aangevuld met een grote – met name in wit geklede – mensenmassa (duizenden) die de stad doorkruisten, daarbij deels zingend en dansend op muziek. De geestelijken liepen de hele route over een rode loper die voor hen werd uitgerold en achter hen weer werd opgerold. De tweede dag om 05:00 weer op voor een andere deel van de festiviteiten: een ceremonie bij de Fasilidas Badeb, waar het ritueel dopen zou plaatsvinden. Erg druk, maar gelukkig had onze gids voor een strategisch goede plek om snel op de VIP tribune te kunnen komen. Daar ruim een uur staan wachten om er op te kunnen, totdat er een VIP gearriveerd was. Daarna konden we de tribune op, net als de andere honderden mensen die stonden te wachten. Een ware stormloop was het gevolg, zoals we die ook al bij de andere tribunes zagen (zal maar niet vertellen hoe/ waaruit die tribunes waren opgebouwd). In de drukte hadden bij toeristen ook zakkenrollers hun slag geslagen. Uiteindelijk toch nog goede plaatsen bemachtigd. Overal mensen op de tribunes, muren en in bomen om maan een glimp van de ceremonie te kunnen opvangen. Langs de rand van het bad stonden rijen geestelijken opgesteld voor een lange ceremonie waar veel heen een weer gewiegd werd, waarna de patriarch met een kruis het water zegende en vele (voornamelijk) mannen (sommige met zwemvest) in het water sprongen om opnieuw gedoopt te worden. Een hele happening.
Ons hotel in Gondar bleek net een paar dagen open te zijn, met comfortabele kamers. Enige probleem was dat het hotel nog niet was afgebouwd. Zo werkten de sleutelkaarten voor de kamerdeur niet, was de lift nog niet geïnstalleerd (we zaten op de 5e verdieping) en leiden deuren van het trappenhuis soms tot een val in de afgrond. Het hotel werd bewaakt door zwaargewapende militairen, waarschijnlijk omdat er ook een aantal VIPs verbleven. Aangezien het restaurant in het hotel ook nog niet af was, maar in een naburige restaurantje wat gegeten. Daar was ook het lokale Hard Rock Cafe net die dag geopend. Aardig plekje, maar duidelijk niet gelieerd aan het echter Hard Rock Cafe concept. In Gondar staat ook het Royal Enclosure van vroegere koningen, bestaande uit verschillende kastelen en paleizen van de 16e tot 19e eeuw. De een in betere staat als de andere. Een stuk verderop staat de Debre Birham Selassie kerk uit de 17e eeuw, die vooral bekend is door het plafond waarop 80 engelengezichten staan geschilderd. Het duurt daarna nog bij een uur voordat we kunnen vertrekken, aangezien de buschauffeur zijn autosleutels kwijt is.
Onderweg naar het noorden stuiten we op verschillende lokale processie op de weg. Lange reis (10 uur) over erg slechte weg, maar wel erg mooi omgeving door o.a. de Simien Mountains. Op de steile afgronden waar we langs reden maar niet teveel gelet. We komen vroeg in de avond aan, net als er een zware tropische regenbui losbarst. Tegelijkertijd valt ook in het hele dorp de stroom uit. Gegeten met kaarslicht, maar erg warm was het eten niet. Als we de volgende ochtend weg willen rijden, blijk de accu weg te zijn. Blijkbaar had deze andere bestemming gevonden. Na een half uur is ie weer boven water en kunnen we vertrekken. Onderweg nog heerlijk Pizza gegeten, met dank aan de Italiaanse invloeden in het verleden. Dat is ook de reden waarom in dit land geregeld Spaghetti op de menukaart is te vinden. Ook staat altijd Injera op het menu, iets wat de gemiddelde Ethiopiër elke dag lijkt te eten. Dit is een grote soort smaakloze dunne pannekoek met daarbij een mengsel van vis, vlees, groenten en een behoorlijk pittige saus. Toeristen vinden het doorgaans niet lekker. Woensdag en vrijdag wordt er in dit lang gevast en eet men geen vis of vlees.
Axum is een historisch en religieus belangrijke plaats, o.a. doordat de Ark des Verbonds hier zou liggen en koningin Sheba hier gewoond zou hebben (met de nadruk op “zou”). Er is echter niet zoveel te zien. Veelal zijn er in ruines van wat paleizen en koningsgraven geweest zouden zijn. Wel indrukwekkend zijn de enorme graf-steles, waarvan de hoogste zo’n 33 meter hoog is. Axum zelf is wel een gemoedelijk stadje, met een aantal goed aangelegde straten en een markt waar een deel van de waren nog per kameel wordt vervoerd. Wel opvallend veel bedelaars en schoenpoetsertjes op straat.
Vanuit Axum per vliegtuig naar Lalibela. Over land doe je er een dag of twee over, maar vliegend ben je er in een half uurtje. Klein vliegveldje en ondanks de verhalen van reizigers die er dagen stranden, vertrok ons vliegtuig een half uur te vroeg. Lalibela ligt op zo’n 2600 meter hoogte en staat bekend om z’n rotskerken. De 12 kerken zijn van bovenaf uit de rotsen gehouwen en kun je dus alleen zijn als je er boven staat. Eentje is 23 x 33 meter en 12 meter diep. Dus wel even opletten dat je niet naar beneden valt. Meest bijzonder is de St George kerk, die in de vorm van een kruis is uitgehouwen. Zoals bij alle kerken, moet je je schoenen uit doen voordat je naar binnen gaat. Met veel kerken ontstaat een nieuw beroep: die van schoenenjongen. Zij (vaak volwassenen) letten tegen betaling buiten op je schoenen als je de kerk in gaat. In de kerken ligt een soort vloerbedekking op de vloer, maar een stofzuiger hebben ze waarschijnlijk nog nooit gezien (als er al stroom in de buurt zou zijn). Gevolg is dat mensen met allergieën een zware tijd hebben en met name in Lalibela je beter met sokken en lange broek naar binnen kan i.v.m. vlooien die ook van tapijt houden. In Lalibela ben je ook nog last van andere diertjes: vliegjes. Heel irritant.
Via een mooie route door de bergen op een hobbel de bobbel weg in twee uur naar het 12e eeuws Yemrehana Kristos klooster gereden. Om er te komen moet je nog behoorlijk wat traptreden overwinnen. Het wordt bezocht door veel pelgrims, waardoor er een speciale atmosfeer hangt. Als we boven komen, vindt er net een ceremonie plaats. De kerk ligt in een soort grot. Het is voor velen een heilige plaats, waardoor er in de grot ook een soort kerkhof is ontstaan waar veel o.a. geestelijke liggen. Wel wat anders dan je zou verwachten, aangezien het hier een berg van honderden skeletten gaat.
Op het vliegveld weer het gebruikelijk ritueel. Op weg naar het vliegveld al een eerste paspoortcontrole door het leger. Daarna om de terminal in te mogen een check op alle bagage. Net als in Axum, kan je via een deur 25 meter verderop ongestoord de terminal in en uit lopen. Het is behoorlijk druk bij de gate en het vliegtuig dat land is duidelijk niet groot genoeg voor alle mensen die staan te wachten. Als je daarbij nog free seating optelt, is het niet vreemd dat er een kleine stormloop plaatsvond op de de deur naar het platform. Het gedrang bleek niet nodig, aangezien er blijkbaar drie vluchten achter elkaar vertrokken in een half uur tijd. Iets wat je niet verwacht op zo’n klein vliegveld. Handiger was geweest om even om te roepen welke vlucht vertrok i.p.v. dat je er pas achter komt als je je instapkaart laat zien.
Nog een middag vrij in Addis Abeda. Opvallend veel politie en ordetroepen in de straten. Naar leter blijkt, vind er een vergadering plaats van de Afrikaanse Unie en zijn er veel staatshoofden in de stad. Best wel moe en dan ook weinig meer ondernomen. Laat in de avond per KLM vlucht weer terug naar Nederland.
Slideshows van mijn foto’s van Ethiopië:
–